Hoofdstuk acht: wat Lori te zeggen had.

46 5 0
                                    

Liselore hielp de onderwijzer met opstaan; met haar linkerarm onder zijn oksel en haar rechterhand in zijn nek, zorgde ze ervoor dat hij niet opnieuw omviel. Ze strompelde met meneer Thibault in haar armen naar de bank toe en zette hem neer. Ondanks dat meneer Thibault nauwelijks overeind kon blijven zitten, kreeg hij het op de één of andere manier wel voor elkaar om onophoudelijk te blijven mompelen. "We zijn nep... We zijn allemaal een leugen, iedereen..."

Lori bleef met grote ogen van welgemeende schrik in de deuropening staan. Heel even wist ze niet zeker wat ze moest doen, maar toen ze haar overbuurman van achter zijn raam naar haar zag turen, kwam ze plots weer bij zinnen. Ze toverde een enorme, neppe glimlach op haar gezicht, zwaaide even kort en sloot toen de deur. De palmen van haar handen waren nat van het koude zweet. Toen ze weer een beetje gekalmeerd was, snelde ze zich naar de woonkamer en sloot ze de gordijnen; wederom wierp ze haar nieuwsgierige buurman een geruststellende lach toe.

Pas daarna wierp ze haar blik op meneer Thibault. Zijn normaal gesproken zongebruinde huid had een ongezonde, grijze kleur gekregen en dan vooral bij het gebied rond zijn gezicht. Om de zoveel tijd liet hij een luide hik horen en trok hij zijn neus op, wat niet veel zin had, aangezien het snot nog altijd als regen uit zijn neusgaten druppelde. Het leek alsof hij zichzelf om de één of andere reden helemaal zat had gedronken en Lori had een ijzersterk vermoeden van wat die reden was. Zijn neus had als enige een rode kleur en zijn ogen hingen maar half open. Had hij Harendisap gedronken? vroeg ze zich af. Dat was in ieder geval de enige logische verklaring voor zijn vreemde gedrag.

Harendisap was een aantal jaar geleden verboden door de Wijzen. Het was schadelijk voor de fysieke en mentale gezondheid van de Ronianen verklaard. Daarnaast had het een erg vreemd effect op de Ronianen die het dronken, zoals nu maar weer bleek. Ondanks dit alles, wist Lori dat velen deze regel niet helemaal volgden. Het was één van de weinige middelen hier in Kristalheuvel waarbij Ronianen hun zorgen werkelijk konden vergeten. Waarbij ze gewoon konden ontspannen en eventjes een gevoel van rust konden hebben.

Zelfs haar schuchtere vader had een fles verstopt in het uiterste hoekje van de lade van zijn nachtkastje. Hij dacht dat niemand ervan wist, maar Lori had de fles op haar vierde al ontdekt. Op haar vijfde had haar nieuwsgierigheid het van haar gewonnen en had ze de halve fles leeggedronken. Haar ouders konden tot op de dag van vandaag geen verklaring vinden voor het vreemde gedrag van Lori die middag. En een week later had ze haar vader in zichzelf horen mompelen over de mysterieuze verdwijning van de inhoud van de fles.

Lori keek nog één keer schichtig vanachter het gordijn naar buiten en liep toen naar de bank, waar ze zich naast meneer Thibault neerzette.

"Meneer, gaat het goed met u?" vroeg ze zachtjes. "Wilt u dat we u naar huis brengen?"

Ze tilde twijfelend haar trillende hand op en legde deze op het voorhoofd van meneer Thibault, om de vele zweetdruppels van zijn hoofd te vegen. Ze kon het niet helpen om op te merken dat hij een ongebruikelijk hoge temperatuur had. Nog voor ze haar hand van zijn voorhoofd kon verwijderen, legde meneer Thibault die van hem op haar hand.

Normaal gesproken had ze zich verschrikkelijk ongemakkelijk gevoeld bij dit gebaar, maar momenteel dacht ze alleen aan de staat waarin één van haar favoriete onderwijzers zich bevond. Heel even liet ze het zo, maar na een paar fediks trok ze haar hand toch weg en veegde ze deze af aan de bank. Niet dat meneer Thibault dit door had, want hij was te druk bezig met zijn hoofd recht te houden en niet in slaap te vallen om ook maar iets van zijn omgeving mee te kunnen krijgen.

"Hoe zou het goed met me moeten gaan als ik weet dat ik mijn hele leven heb gedacht dat ik beter dan hèn ben, terwijl ik eigenlijk gewoon hetzelfde ben?" zeurde hij nors en met dubbele tong. Hij keek Lori aan vanonder zijn zwarte haren, die uit zijn staartje waren gevallen. "We zijn wat we altijd hebben gevreesd."

EdaronWhere stories live. Discover now