Hoofdstuk dertig: haar laatste visioen.

23 2 0
                                    

Daar zat ze dan. Op dezelfde steen waar ze haar Gave laatst onder controle had gekregen, bij de denkval. Dezelfde steen waar Marsha ooit vanaf was gegleden en ervoor had gezorgd dat de denkval haar naam had gekregen. Met haar tenen in het koele water en haar vingers in het zand naast de steen, tuurde ze gedachteloos in de verte. Ze sloot haar ogen heel kort, maar ze werd direct begroet door een soort felle lichtflits en het gezicht van meneer Clyde, die gemeen grijnsde. Er verscheen een frons op haar gezicht en ze spande haar spieren heel even aan. Die lichtflits kwam haar zo bekend voor, maar ze kon zich niet herinneren waarom.

Ze voelde zich vreemd, dat was de enige manier waarop het te beschrijven was. Vandaag leek niemand iets goed te kunnen doen, had ze last van maagkrampen en zag ze ook nog eens vreemde lichtflitsen als ze haar ogen sloot, iedere keer gevolgd door het gezicht van de mensologieonderwijzer. Niet te vergeten dat ze zomaar de klas was uitgelopen: tenminste, zonder echt een goede reden te hebben. Het was gewoon dat ze een naar gevoel had. Er knaagde iets aan haar, een soort onheilspellend gevoel – alsof er iets ergs zou gaan gebeuren. Ze had het gevoel al de hele dag gehad, maar toen meneer Clyde had gezegd dat de informatie die hij haar gaf ooit haar leven zou kunnen redden, was het zodanig toegenomen dat ze per direct de klas verliet. Het had geklonken als een dreigement, nee, het was een dreigement. Dat wist ze zeker.

Haar gedachten schoten alle kanten op, maar geen van allen stelde haar gerust. Ze begon steeds meer personen te wantrouwen: niet alleen meneer Clyde, maar ook meneer Carleone, haar ouders, de genezers, de andere onderwijzers en zelfs haar klas. Ze hoopte dat de rest snel zou komen, want om zo alleen met alleen haar beschuldigende brein te zijn, vond ze maar niets. Ze wilde haar vrienden niet verdenken. Eigenlijk wilde ze alleen weten wat Felicia te zeggen had en dan naar huis gaan, misschien nog wat lezen in 'De toekomst en jij' – een boek dat ze steeds vaker begon te lezen.

Uiteindelijk sprong ze op van de steen en ging ze op het zachte gras liggen. Met haar handen in haar nek en haar ogen dicht, lukte het haar eindelijk om haar hoofd een beetje leeg te maken. De warme stralen van de zon tintelden op haar huid. Ze trok haar grijze rok een beetje op en rolde haar mouwen omhoog. Als ze hier dan toch lag, kon ze net zo goed een beetje genieten van de zon en een kleurtje krijgen.

En zo, viel ze in een sluimerslaapje, tot ze gewekt werd door een zacht duwtje in haar zij.

"Sta op, brutale lapzwans."

Ze verplaatste haar hand voor haar ogen om het felle zonlicht een beetje te blokkeren en opende vermoeid haar ogen. Lori's ogen waren nog steeds tot spleetjes geknepen en toen ze eindelijk het gevoel had dat ze haar ogen kon openen zonder dat ze uit hun kassen zouden branden, haalde ze haar hand weg en werd ze begroet door de geamuseerde gezichten van Felicia, Edilo en Ylsa.

De scheve grijns op Felicia's gezicht werd echter al vrij snel vervangen door een grimmige blik en een enorme frons op haar voorhoofd. Als ze daar niet heel snel mee zou ophouden, zou ze vol rimpels zitten nog voor ze twintig werd, bedacht Lori zich. Felicia's ogen straalden iets vreemds uit, niet meer de pure kou die ze normaal uitstraalden, maar iets totaal anders: een soort onrust. Toch was het duidelijk dat Felicia niet toe wilde geven dat er iets op haar zenuwen werkte, want ze bleef rustig naar Lori kijken, alsof er niets aan de hand was.

Lori krabbelde omhoog en klopte op de grond naast haar om de rest duidelijk te maken dat ze moesten zitten. Tot haar grote verbazing, deden ze het ook nog. Edilo kwam naast haar zitten en Ylsa ging aan haar andere zijde zitten. Felicia ging op haar knieën voor Lori zitten en had een soort alwetende grijns op haar gezicht.

"Dus..." begon Lori, die Felicia nu al irritant begon te vinden, "wat moet je?"

Felicia's grijns vervaagde en maakte plaats voor een norse uitdrukking. "Oké, meteen ter zake; dat kan ik waarderen." Ze wiebelde even en legde haar handen tussen haar knieën. "Luisteren, allemaal: ik vertrouw meneer Clyde niet helemaal en ik denk dat hij het op ons voorzien heeft."

EdaronDonde viven las historias. Descúbrelo ahora