Hoofdstuk 26: een nieuw gezicht

24 2 0
                                    

Lori rolde haar ogen en draaide haar hoofd weer weg van Felicia, die samen met Preston de plek achter haar in beslag had genomen.

De les ging in een roes voorbij. Lori deed de sommen op de automatische piloot. Edilo had haar nog een paar keer gevraagd waarom ze eerder weg was gegaan van huis, maar nadat ze vier keer geen antwoord had gegeven, had hij het eindelijk opgegeven. Misschien omdat hij ondertussen doorhad waarom ze eerder weg was gegaan. De klas was nog steeds in rep en roer omdat meneer Donovan zo abrupt ontslag had genomen en naar een andere stad was verhuisd. Dat gebeurde zelden. Zeker naar een stad als Goudfort, waar ze zo gesloten als wat waren. Bijna niemand wilde naar Goudfort verhuizen. Het was niet zozeer slecht daar, maar de regels waren er gewoon veel strenger. Alles was daar nog georganiseerder dan in Kristalheuvel of Zilverhaven. Het woord fort zat niet voor niets in de naam van de stad. Net als dat Kristalheuvel rondom en op een heuvel gebouwd was en Zilverhaven aan de andere kant van het grote meer zat en dus een haven had, deed ook Goudfort haar naam eer aan.

De bewoners van Goudfort wilden er eerder weg dan naartoe. Ze vond het maar gek dat hij zo ineens wegging, zonder afscheid te nemen, maar nog meer vroeg ze zich af wie zijn plek zou gaan innemen. Onderwijzen was altijd al een populair beroep geweest, dus het zou werkelijk iedereen kunnen zijn.

Lori staarde wezenloos naar haar opgaveformulier. Ze grimaste even toen ze de eerste som bekeek en een enorme frons vormde zich op haar voorhoofd. (-17)2 – 1348 = ?. Hoe moest ze dat nu weer weten? Van de andere vakken zag ze nog enige logica in, maar rekenkunde was absoluut niet haar favoriete vak. Ergens begreep ze gewoon niet wat het nut hiervan was, want tenzij ze rekenkundeonderwijzer zou willen worden, zou ze het nooit meer gebruiken. Ze pakte er een leeg blad bij en begon de som stap voor stap te ontleden – niet dat er veel goeds van kwam, want ze liep steeds maar weer vast.

Ze kreunde even en keek naar Edilo, die verward naar zijn blaadje keek. Ze volgde zijn ogen en zag dat hij al bij de laatste vraag was. Een vage glimlach verscheen om haar lippen. Edilo was altijd al een kei geweest in rekenkunde. Niet dat Lori er slecht in was, nee in tegendeel, ze zaten niet voor niets in de gevorderden les, maar Edilo was gewoon net ietsje beter. Oké, gaf ze in gedachte toe, hij was véél beter in rekenkunde.

"Lori, ogen op je eigen blad, graag," hoorde ze meneer Harolds stem door de klas echoën.

Een zacht gegrinnik van haar klasgenoten vulde haar oren toen ze haar hoofd weer naar haar eigen blad. Ze kon Edilo's ogen praktisch op haar gezicht voelen branden. Een ongemakkelijk gevoel drukte haar op de borst toen ze verder ging met haar sommen.

Ze snapte nog steeds niet hoe het kon dat ze steeds als Edilo haar aankeek of aanraakte van die gekke kriebels kreeg. Vooral het feit dat ze het niet erg vond, was raar. Het was aangenaam hoe hij haar liet voelen.

Op de één of andere manier dwaalden haar gedachten af naar de toekomst. Naar hoe haar leven eruit zou gaan zien later: huisje, boompje, beestje. Ze mocht pas trouwen op haar dertigste, nou, ze móést trouwen op haar dertigste. En dan wel met iemand met dezelfde voorletter. Wat in haar geval dus Laurens zou zijn. Ze trok onwillekeurig een vies gezicht. Tenzij er nu nog iemand anders met haar voorletter naar de stad zou komen, zou ze met die arrogante kwast moeten trouwen.

Voor het eerst in een lange tijd was ze niet eens zo bang meer voor als de mensen haar kwamen halen, maar eerder voor als de mensen haar niet kwamen halen. Als ze haar niet kwamen halen, zou ze haar leven moeten slijten in de armen van een donor die ze niet kon uitstaan. Ook al was ze niet verplicht om hem lief te hebben, was het wel haar taak – als drager – om één kind op de wereld te zetten.

Ze rilde bij de gedachte. Zo had ze haar toekomst altijd al gezien, maar toen ze eindelijk doorkreeg dat er een mogelijkheid op een andere toekomst was, had ze zich daaraan vastgegrepen. Als een rots in de branding had ze zich vastgeklampt aan het idee dat ze niet eens een toekomst zou hebben. Misschien was dat ook wel de reden geweest dat ze zich er zo op was gaan focussen: ergens diep van binnen had ze het als een uitweg gezien. Zeker nu ze wist dat de mensen haar nodig hadden, of in ieder geval nu ze dat vermoeden had, vond ze het hele idee van opgepakt worden met de fedik aantrekkelijker worden.

EdaronWhere stories live. Discover now