045

1.1K 82 39
                                    

Je rende en rende, riep hier en daar wat naar de andere en glimlachte breed ondanks de denkrimpel rustend op je voorhoofd. Deze kleine dingen die jij normaal ook deed hadden me nog nooit zo gelukkig gemaakt. Het kon me niets meer schelen dat rondom mij het gevecht weer officieel was begonnen, het kon me niets schelen dat ik er niet in was geslaagd om Nagini te doden zoals ik jou had beloofd. Ik had namelijk ineens iets belangrijkers terug gekregen: jou.

'Harry!' riep ik luid, het schreeuwende en huilende geluid van mensen negerend. Je draaide je om, en zodra onze ogen elkaar wederom ontmoette trok er een gelukzalig en bovendien opgelucht gevoel door me heen. 'Harry,' herhaalde ik je naam nogmaals waarna ik -midden tussen de vechtende mensen- je in mijn armen trok en je zo dicht mogelijk tegen me aandrukte. 'Ik hou ervan hoe je mijn naam uitspreekt,' mompelde je in mijn haar waarna er direct een glimlach rondom mijn lippen ontstond. 'En ik houd ervan om je naam uit te mogen spreken.'

Voor een moment bleven we zo staan, de andere accepteerde onze wens om heel even een klein momentje met elkander te delen en zorgde ervoor dat geen enkele dooddoener ons kon bereiken. 'Doe me dit nooit meer aan,' fluisterde ik streng in je oor, waarna ik je losliet en een kus op je lippen drukte. Een boost van adrenaline stroomde weeral door mijn aderen bij het voelen van je zachte lippen. Het maakte me niets uit dat ze door alles wat er was gebeurd droog aanvoelde. Enkel het feit dat ik je weer kon kussen zorgde ervoor dat ik kon huilen van geluk.

'Ik beloof je hierbij dat ik nooit meer zal sterven,' beloofde je me, en nadat ik nogmaals heel kort je lippen op de mijne voelde werden we terug in de werkelijkheid gebracht. 'Je moet hier weg,' fluisterde je hees. 'Je moet in veiligheid worden gebracht.'

'Alleen als jij met me meegaat,' zei ik beslissend, en direct besefte jij je dat we beide deze oorlog zouden meemaken van dichtbij. 'Soms erger ik me aan je koppigheid.'

'Oh kom op, Potter, we weten beide dat je ervan houdt.'

Je rolde kort met je ogen en liet ze daarna afdwalen naar de heer van het duister die achter op het plein woest mensen doodde. 'Heb je al een plan bedacht?' vroeg ik iets wat twijfelend, niet wetend of je hier überhaupt ooit aan had gedaan. Het had me niets verbaasd als je geen idee had gehad wat nu te doen, enkel omdat je nooit had verwacht zo ver te komen. 'De slang doden, en dan hem. Denk ik?'

'Denk je?' vroeg ik onzeker, niet willend dat jij je leven zo roekeloos op het spel zette. 'Wat nou als iemand de slang voor jou dood, zodat jij de heer daarna kan doden?'

'Wie wil er nou zoiets gevaarlijks doen?' vroeg hij, en ergens wist ik dat hij eraan dacht dat ik het wilde doen. Echter had ik allang een ander iemand in het oog voor deze belangrijke taak. Zonder je een antwoord te geven gleden mijn ogen af naar Marcel Lubbermans, die met het zwaard van Goderic Griffoendor in zijn hand vocht tegen alle dooddoeners. In het verleden had ik altijd gedacht dat hij enkel een onhandig, nietsnuttend jongetje was die absoluut niet goed in het bedrijven van toverkunsten was. Nu zag ik hem ineens in een heel ander licht. Nu pas begreep ik dat hij net zoals zijn ouders een held kon worden.

'Marcel?' haalde je me met je prachtige stem uit mijn gedachten. Ik knikte simpelweg, en hoopte dat je ermee in zou stemmen. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe de heer van het duister dichterbij kwam. We hadden niet al te veel tijd meer over. 'Als je er maar voor zorgt dat jullie dit allebei overleven,' zei je met een dwingende stem. 'Enkel als jij me hetzelfde beloofd,' kaatste ik de bal terug. Je glimlachte naar me, kust me en verzekerde me dat we dit konden. Net zoals we altijd alles deden: samen.

Je rende naar links en ik vervolgde mijn weg naar Marcel, die inmiddels vanaf verschillende kanten werd aangevallen en het heet kreeg. Zonder na te denken richtte ik mijn toverstaf op de mensen aan wiens zijden ik voorheen had gestreden.

'Paralitis!' schreeuwde ik luid, waarna stralen uit de top van mijn staf kropen en de dooddoeners aanvielen. Mijn kille stem deed Marcel opkijken, waarna ik enkel naar hem kon glimlachen. 'We hebben niet veel tijd,' zei ik zacht en waarschuwend. De heer van het duister was enkele secondes geleden achter je aan naar binnen geglipt. We moesten de slang nog vinden en doden.

'Waar gaan we heen?' vroeg de jonge twijfelend, al volgde hij me wel zodra ik door de deur stapte. 'Je raad het nooit,' zei ik waarschuwend. 'Maar wij gaan een slang doden.'

Marcel keek me moeilijk aan, al stemde hij zonder woorden te gebruiken toch in. We vervolgde haastig onze weg in de richting waarin ik vermoedde dat de slang was geglibberd. Iedere seconde en minuut die op de tok wegtikte voelde als een te veel. Het bedrukkende gevoel op mijn borst werd enkel groter en groter. Ook Marcel leek hier last van te krijgen, dit bleek zodra hij diep zuchtte bij het zien van weeral een lege gang.

'Waar kan die vieze slang zijn?' vroeg ik, al bleef het antwoord uit. Een hoge gil zorgde er namelijk voor dat dit overbodig werd. Ik keek voor een moment de andere jongen aan, waarna hij naar me knikte en we beide in de richting van de schreeuw rende. Onze voetstappen weergalmde door de lege gangen en lieten een intenste stilte achter. Hier en daar lagen lichamen, of lichaamsdelen. Niemand was meer verzekerd van zijn of haar leven. Dit zorgde er enkel voor dat we sneller liepen.

Uiteindelijk kwamen we uit bij en hoopje stenen, en zonder erover na te denken wilde ik eraan voorbij lopen. Tot Marcel mijn naam riep en ik in het midden Hermelien Griffel en Ron Wemel zag liggen. Voor hun lag Nagini, haar slangachtige ogen verlieten haar prooi voor geen seconde.

'Kom op Marcel!' moedigde ik hem aan. Met trillende vingers had hij het zwaard getrokken en stond nu twijfelend achter de slang. 'Dood haar!'

Hij keek voor een paar seconde me twijfelend aan in mijn ogen, waarna hij zonder enig toon van genade het zwaard recht door haar keel heen joeg, haar inmiddels dode lichaampje wegduwden en me trots aankeek.

'Je hebt het gedaan!' riep ik enthousiast, en voor enkele seconde leken we beide te vergeten dat ik hem al die jaren vieze en gemene opmerkingen had toegeworpen. Voor even leek het alsof we broeders waren zodra ik hem in een mannelijke knuffel trok.

Inmiddels waren ook Hermelien en Ron omhoog gekrabbeld, wiens dankbaarheid nog groter bleek te zijn. Het zicht voor me ontroerde me, al had ik niet lang om hierna te kijken. Door de stilte door die tussen ons was gevallen trok er een schreeuw door de menigte die enkel van jou kon zijn en rende ik wederom weg om jou te zoeken.

Not all Gryffindors are GoodWhere stories live. Discover now