IV

606 68 6
                                    

Rowan liep verder over de hoofdweg naar zijn huis. Het was een drukke, warme dag. Bijna iedereen was wel buiten.

Rowan liep tussen de huizen door, naar zijn huis in de tweede ring. Hij werd nagestaard, maar dat was hij wel gewend. Buiten was zijn vader aan het werk. Hij keek op toen Rowan voorbij kwam lopen. 'Mijn jongen!' riep Abbott. 'Daar ben je dan. Waar ben je geweest? Je zou hier thuis moeten zijn, uitzieken. We hebben niets aan een zieke man in huis. Je bent nu officieel een volwassen man, dus moet je ook zo snel mogelijk aan het werk. Er moet brood op de plank komen! En daarvoor moet je sterk en gezond zijn.' Abbott duwde Rowan naar binnen, voordat Rowan er ook maar iets tegenin kon brengen.

'Eh, vader...' stamelde Rowan. 'Ik voel me wel goed. Ik ben niet echt ziek.' Aan de achterkant van het kleine huis ging de deur open. Lera stapte de kamer in, met een mand vol met bessen.

'Rowan!' riep ze uit. Ze liet de mand vallen en vloog hem om zijn nek. 'Moeder.' Ongemakkelijk omhelsde hij haar. 'Loop nooit zomaar weg!' waarschuwde ze.

'Sorry,' zei Rowan met gebogen hoofd. 'Zolang was ik nou ook niet weg.' Het was maar een halve dag weg, maar zijn moeder was al doodongerust, vooral nu hij ziek was. 'Het spijt me.'

Lera lachte. 'Oké, dat is goed. Ik ben blij dat het goed met je gaat.' Ook Rowan lachte, blij dat ze hem niet naar bed stuurde. 'Kan je me helpen deze bessen te pureren?' vroeg Lera. 'Ik ga bessenjam maken!' Met een glimlach om haar lippen keek ze naar de bessen, die schilderachtig over de vloer verspreid lagen.

'Ik ga een kip slachten,' zei Abbott, terwijl hij zich weer naar de deur bewoog.

Rowan zakte door zijn knieën en raapte alle bessen op, die op de grond lagen. Hij legde ze weer in de mand en ging toen naast zijn moeder aan tafel zitten. Hij stroopte zijn mouwen op en begon aan het werk dat zijn moeder hem opdroeg te doen. Hij prakte de bessen en gaf het vervolgens aan zijn moeder, die er een heerlijke jam van kon maken.

De hele middag waren ze bezig met het pureren van de bessen. Abbott was buiten bezig met het avondeten klaarmaken. Een feestmaal, voor Rowan, nu hij zestien is en daarmee volwassen. Toen de zon onderging, was Abbott klaar met het klaarmaken van de pas geslachte kip. Hij had de veren geplukt en alle organen eruit gehaald. Nu hing er een prachtig stuk vlees boven het vuur.

Terwijl Abbott zorgde dat de kip niet aan zou branden, hielp Rowan Lera met het dekken van de tafel en aardappels schillen koken.

Rowan hield van koken. Bezig zijn met eten vond hij altijd leuk, maar nu voelde het anders. Normaal gesproken, als hij verouderde, voelde hij geen verschil met de dag ervoor. Hij werd gewoon wat ouder, maar nu... alles voelde anders. Hij had het nog steeds warm en alles jeukte. De geur van eten deed hem vroeger smullen, maar nu maakte het hem misselijk. Vooral de geur van aardappelen, selderij en de bessen die hij zojuist had gemaakt. De geur van de kip, daarentegen, rook verbazingwekkend goed. Beter dan hij zich ooit kon herinneren.

Rowan haalde zijn neus op naar de aardappelen. Hij haalde diep adem en probeerde de misselijkheid weg te drukken. Lera keek Rowans kant op en zag dat hij bleek zag en moeilijk keek. 'Wat is er? Gaat het wel goed? Je ziet zo bleek!' zei ze bezorgd.

'Ja, het gaat best. Ik heb alleen niet zo'n honger, geloof ik.' Lera keek hem bezorgd aan. 'Moet ik Disdir gaan halen?'

'Nee! Niet nodig. Laat Disdir maar zijn avondeten opeten,' zei Rowan snel. 'Ik weet niet wat het is. Misschien moet ik juist wat eten.' Lera knikte, maar leek duidelijk niet tevreden over zijn antwoord.

Het eten was eindelijk klaar en Abbott schepte op. Met lange tanden at Rowan zijn eten op. De groentes smaakten slap en vielen niet lekker. De kip was heerlijk gemaakt en was makkelijk weg te werken. Normaal was hij niet zo'n moeilijke eter, maar sinds hij zestien was geworden was dat helemaal veranderd. Alles leek te zijn veranderd.

AvondroodWhere stories live. Discover now