XXXVI

366 50 24
                                    

Ze had de brief gelezen, meerdere keren al. Ze begreep het niet. Ze kon het niet begrijpen, ze wilde het niet begrijpen, maar ze begreep het wel. Conan had het allemaal uitgelegd, maar de gevolgen die dit allemaal zou hebben, de gevolgen van leven, waren niet te overzien.

Het drong pas laat tot haar door dat ze niet meer haarzelf was. Ze had nu wolvengif in haar, als dat eigenlijk wel een ding was. Zij was nu het Beest. Iedereen vreesde haar. En elke maand, elke volle maan zou zij veranderen in het ding dat haar leven had moeten nemen, maar nu was zij het Beest. Een weerwolf. Een kind van de maan.

Onderaan de brief stond een naam: Conan. Ze kende hem van het dorp. Hoe had hij dit verborgen kunnen houden? Niemand wist van hem af, van zijn geheim af. Hij leefde gewoon tussen de mensen, terwijl hij een weerwolf was. Nu ze terugdacht, was hij de enige die haar niet raar aankeek. Hij was de enige die haar echt vriendelijk groette op straat. Nu leek het zo veel logischer.

Sienna was in de war. Moest ze nu blij zijn? Ze wist niet wat ze voelde. Ja, ze was blij dat ze nog leefde, maar ze was nu wel een monster geworden. Elke maand zou ze veranderen en ze kon nooit meer naar huis. Haar ouders mocht ze nooit meer zien. Het dorp was nu verboden terrein. Ze zou wraak kunnen nemen, zoals Rowan had gedaan, maar de kans was heel groot dat ze ook zoals hij zou eindigen en dat wilde ze niet.

Radeloos staarde ze voor zich uit met de brief in haar handen. Wat moest ze nu? Ze had geen ouders meer, geen dorp waar ze in kon leven. Ze had geen idee of Conan er nog was. Waarschijnlijk wel, maar hij woonde in het dorp en daar kon ze niet heen. Ze las de brief nog eens. Ze moest naar de kreek, daar zou ze hulp krijgen, maar voordat ze daar heen zou gaan, moest ze nog iets doen. Ze had een idee. Of het een goed idee was, wist ze niet. Ze vermoedde van niet, maar dat maakte niet uit.

AvondroodWhere stories live. Discover now