2. Witchfromnextdoors

29 2 5
                                    

Genre: Historische fictie
By: witchfromnextdoors
Tijdperk: Het Franse zonnerijk

Een hofdame schreidde over het pad dat dwars door de tuinen van paleis Versailles liep. In haar hand hield zij een witte parasol, met roze bloemen erop geborduurd. De hofdame hield de parasol hoog boven de opgestoken haren van de Zonnekoningin die een armlengte voor de hofdame uitliep, op haar lage hakjes. De parasol had ze meegenomen van haar reis naar het verre oosten. Het was één van de weinige dingen die haar werkelijk interesseerden in het land met de roze bloesembomen. Een blos in dezelfde kleur als de bloesems aan die bomen dansde over haar wangen. Haar huid was bleek. Zelf beschuldigde ze daar de parasol altijd van. Die weerhield immers de zon haar huid te laten verkleuren. Erg vond ze het echter niet. Bleekheid was een teken van rijkdom. Het betekende dat je genoeg rijkdom bezat om binnen te blijven, waar werklui dagen in de brandende zon doorbrachten. Het gaf haar een aanzien, de stralend witte huid waar ze zowaar bekend om stond.

Met de hofdame in haar kielzog liep ze richting het buitenverblijf, dat zich naast de stallen bevond. Er klonk vrolijk getjierp uit de kooi met exotische vogels, wat haar andere aankoop was in het verre oosten dat haar interesse vast hiel. Met een harde knip in haar vingers maakte ze de hofdame duidelijk dat haar aanwezigheid niet langer gewenst werd. De hofdame maakte een buiging en vertrok met de parasol nog altijd fiers in de lucht stekend.

De Zonnekoningin kneep in haar opgestoken haar in een poging het model dat er die ochtend nog in had gezeten enigszinds te restoreren. Ze kuchte en trok haar korset naar beneden. Om haar spierwitte nek hing een parelketting die in haar decollete verdween. De moedervlek op haar bovenlip stak fiers in de lucht en toonde zich, voor de schoonheid die de koningin bezat. Zo voorzichtig als de perfect getrimde nagels aan haar vingers het toelieten opende zij het kooitje van de gele en groene vogels die gehoorzaam op haar tastende hand zaten te wachten. Langzaam gleed haar vinger door de kooi, tot één vogel slim genoeg was om erop te gaan zitten. Vrolijk zingend knepen zijn poten zich om haar dunne vinger, waarna zij haar hand terug trok. De vogel had alle kans om te ontsnappen, om weg te vliegen, maar bleef tegen alle verwachtingen in zitten. Het beestje wist niet beter. Het zat dan wel gevangen in een kooi, die kooi was vooralsnog gemaakt van goud. Alles waar de prachtige groene vogel naar zou kunnen verlangen bevond zich achter het deurtje. Het besloot dan ook eens goed te kijken naar de strakblauwe lucht, voordat deze weer zou verdwijnen achter het uiterst delecate deurtje dat alleen de dame met de dunne witte vingers kon openen.

De Zonnekoningin zuchtte. Ze was stikjaloers op het beestje. Hij had vleugels, was vrij om te gaan en staan waar het wilde. Zij zat gevangen in een goud vergulde kooi, gebonden aan één gouden ring die ze nooit meer van haar vinger zou kunnen verwijderen. Alsof de vogel aanvoelde wat de vrouw dacht, begon het aan de ring te plukken. Met getuitte lippen, keek ze naar het vogeltje dat uit alle macht probeerde haar te bevrijden, net zoals zij hem had bevrijd.

In de verte hoorde ze paarden galloperen. De Zonnekoning en zijn entourage waren het bos ingetrokken om te jagen. Opgelucht liet ze haar adem ontsnappen. Langzaam opende ze met haar andere hand het kooitje en stopte het vogeltje terug in het gouden hokje dat tot aan zijn dood voor een gouden gevangenis door zou moeten gaan. Ze draaide het slotje om en hing de sleutel terug aan het haakje dat naast de kooi hing. Vrijheid was zo dichtbij, maar onmogelijk te bereiken voor de vogeltjes. Haar blik dwaalde af naar de muur die de paleistuin omrandde; haar slot op de deur naar vrijheid.

Een hand kneep zachtjes in haar schouder. Een kort kreetje weerklonk uit haar mond. Geschrokken sloeg ze een hand voor haar mond. Niemand mocht weten dat ze hier was en al helemaal niemand mocht weten met wie ze hier was. Langzaam draaide ze zich om en zag de Hoffenaar grijnsend voor haar staan. Met zijn ene hand pakte hij haar hand en bracht deze naar zijn mond. Een zachte zoen lande op haar verloofde vingers. Achter zijn rug toverde hij een bos bloemen vandaan.

'Och Claude, ik kan dit toch niet aanemen.' De bloesem kleur op haar wangen was niet langer afkomstig van de rouge die ze daar die morgen had aangebracht. Blozend pakte ze de bloemen aan en legde deze tegen de standaard van de vogelkooi.

'Mijn liefste, ik doe niks anders dan denken aan jou.' De Hoffenaar pakte haar handen vast. 'Vertel me wanneer we samen kunnen zijn, voordat ik niet meer kan leven zonder je.' De Zonnekonining sloeg haar blik neer. Ze knipperde met haar pikzwarte wimpers op en neer. Ook zij wilde niks liever dan bij de Hoffenaar van Versailles zijn, maar het was onmogelijk. Ze was getrouwd met de machtigste man ter wereld, de machtigste man in heel Frankrijk. Ze zouden nergens vrij kunnen zijn van hem.

Langzaam raakten zijn vingers haar kin. 'Je bent prachtig.' Opnieuws bloosde ze. Zijn strak blauwe ogen lachten naar haar, evenals de lachrimpels die zijn oogkassen karakter gaven haar toejuichten. Langzaam tuitte ze haar lippen en kwam steeds dichterbij de getuitte lippen van de Hoffenaar, tot ze elkaar zo teder als een zijden handschoen raakten. Alle emoties die door haar lijf raasden werden door hem opgeslokt. Als iemand hen zo zou zien, zou dat haar hoofd betekenen. Haar hoofd op een stok nog wel. Het was een risico dat ze wilde nemen. Huwelijk of niet, de wereld draaide even niet meer om de zon heen. Die was immers buiten aan het jagen op onschuldige herten. De Hoffenaar was alles dat haar vingers zo graag wilden bezitten, maar onmogelijk toegang tot konden verschaffen. De momenten die ze met hem kon stelen zouden dan ook niet meer worden dan een vervaagde pagina in haar dagboek, die ze neer zou pennen in het maanlicht terwijl de tranen die van haar wangen vielen de pas gepende inkt langzaam uit zouden wissen.

Het paleis was niet alleen de gevangenis meer, of de ring. Zijzelf hield haar gevangen in een kooi gesmeden van leugens, gevoelens en een hoop bedrog. En er was maar één manier waarop het kon eindigen. Het glinsterende mes kwam als een verassing voor de Hoffenaar. Het bedrog dat weerscheen in zijn ogen echter niet voor de Zonnekoningin. Het was tijd om de kooi open te breken.

Het begin is heel natuurlijk en leuk. Je maakt af en toe spellingsfoutjes, bijvoorbeeld "danste", "delicate" en "getuite". Je hebt echt een schitterend en uniek verhaal geschreven. De laatste alinea had echter wat extra uitleg mogen krijgen. Ik denk dat ze de hoffenaar neersteekt, maar hier zie ik niet veel emotie in terug. Verder is je verhaal perfect.

Schrijfwedstrijd La Rose (beëindigd)Where stories live. Discover now