Hoofdstuk 22

545 13 4
                                    

POV Harry

Een luid lawaai bracht me terug naar de realiteit. Ik wou mijn ogen open doen maar ze waren zo vol met slaap dat zijn spieren te slap waren waardoor ik terug in slaap viel. 

De tweede keer dat ik wakker werd, bleef ik wakker. Mijn ogen bleven dicht maar ik leefde. Ik hoorde nog altijd het piepend geluid waardoor mijn oren begonnen te sussen. Er was iets zacht in mijn hand, iets warm en zacht. Ik probeerde mijn ogen te open, maar zelfs ademen was moeilijk op het moment. Ik hoorde iemand sniffen, als diegene aan het wenen was. Ik moest gewoon mijn ogen open krijgen. 

Met alle moeite deed ik mijn ogen open om Louis te zien zitten op een stoel naast het bed terwijl hij mijn hand vast hield. Zijn hoofd was naar onder gebogen dus zag hij niet dat ik wakker was. De kamer waarin ik was, was wit met enge foto's van lachende kinderen aan de muur. De geur was vies en mijn angst was bevestigd - het ziekenhuis. 

Met alle krachten die ik had, probeerde ik enkele vingers te bewegen zodat Louis zag dat ik wakker was. Hij keek direct op en gaf me een kleine, verdrietige glimlach. Zo'n glimlach wanneer je iets grappigs zegt tijdens een doodsbrief, maar ik was niet dood. 

"Harry" stotterde hij, terwijl hij mijn hand nog steviger vast hield. 

"Waarom ben je aan het huilen?" vroeg ik, mijn stem zo droog. Louis schudde zijn hoofd en veegde een paar tranen van zijn wangen. 

"Ik ben gewoon blij dat je wakker bent." Ik wist dat hij aan het liegen was, maar ik zei niks. Ik was verbaasd. Waarom was ik in het ziekenhuis? Waarom was Louis aan het huilen? Ik wist bijna niks meer. 

"Waarom ben ik hier?" Louis zuchtte diep en ik keek rond in de kamer.

"Je.. je deed jezelf pijn... weeral. Je werd bewusteloos terug gevonden door je moeder." zei hij zacht. Ik hield van zijn stem, maar het leek alsof het pijn deed om te praten. Ik keek naar mijn armen. Dikke witte verbanden. De herinneringen kwamen terug waardoor mijn hoofdpijn nog erger werd. 

"Het spijt me." zei ik na een stilte. Ik herinnerde me de pijn, spijt en duisternis. Ik kon Louis niet verlaten.

Hij schudde zijn hoofd nog eens. "Nee, het is oke," er was een pauze, "de dokters zeggen dat je geluk hebt dat je nog leeft." zijn hoofd was naar voren gebogen maar ik zag de tranen van zijn wangen vallen. 

"Dat wou ik niet." zei ik eerlijk. 

"Stop alsjeblieft met huilen." zei ik met schuld en spijt in mijn stem. Mijn hoofd deed pijn en het deed fysiek pijn om Louis te zien huilen over iets wat compleet mijn fout is. 

"Ik vind je leuk, Harry, zo hard en ik kan niet leven met de angst dat je jezelf elk moment kan pijn doen." mijn hart stopte. Louis wou niet samen zijn met mij. 

Nee. alsjeblieft, nee. 

"Laat me alsjeblieft niet alleen." mijn lip begon te trillen. Het enigste wat ik wou was Louis dat bleef, mijn hand vasthoudend. 

"Nee, dat bedoel ik niet. Ik ga niet weg, nooit. Ik blijf hier."

Ik nam een diepe zucht, "beloofd?"

"Beloofd."

-

"Mr. Styles, antwoord de vraag." ik keek naar beneden. Ik wou schreeuwen. 

De vrouw met een hoge dot in haar haar keek naar me, "Mr. Styles."

"Wat?"

Ze schreef iets neer in haar boek op haar bureau, "ik vroeg je waarom je een blauwe plek hebt aan de linker oog." Er was een tikkend geluid: een klok. 1, 2, 3, 4, 5, 6.

O C S Where stories live. Discover now