Hoofdstuk 16

938 59 5
                                    

Toen ik de volgende dag wakker werd voelde ik als eerste de satijnen stof van iets langs mijn kin strijken. Ik opende voorzichtig mijn ogen en zag dat het nog schemerde. Het was dus nog erg vroeg. Langzaam ging ik wat rechter overeind zitten en kreunde ik luid toen mijn botten luid begonnen te kraken van protest. Terwijl ik rechtop was gaan zitten was het gewaad dat iemand over mij heen had gelegd, van mij af gevallen.

Verward staarde ik naar het groene gewaad die nu op de top van mijn voeten lag. Ik nam het voorzichtig in mijn handen en liet de zachte stof ervan tussen mijn vinger glijden. Elfen stof.

'Goede morgen,' begroette een zachte en warme stem mij. Ik keek op in een paar prachtige blauwe ogen en glimlachte naar de blonde elf. 'Heb je goed kunnen slapen?' Legolas hurkte voor mij neer en overhandigde mij een stuk lembas.

'Ja, heerlijk.' bekende ik waarnaar ik dankbaar het stuk elfenbrood van hem aannam. 'Waarom heb jij mij jouw gewaad gegeven?'

Legolas keek even naar het gewaad dat ik in mijn handen hield en keek toen weer terug in mijn ogen met een doordringende blik. 'Je had het koud.'

Zijn woorden zorgden ervoor dat ik mijn kaken strak op elkaar klemden en moeite moest doen mijn gezicht in de plooi te houden. Daar ging het al, de eerste tekenen die verrieden dat ik haast geen elfenbloed in mijn lichaam had, die voor vragen zouden zorgen.

'Hoe aardig ik de gedachten ook vind, denk ik dat jij het mis had,' probeerde ik de elfenprins om de tuin te leiden. 'Ik had waarschijnlijk gewoon een slechte droom.'

Legolas zijn ogen priemden zich diep in die van mij en het was onmogelijk om weg te kijken van zijn intense blik. Ergens zag ik iets van verwarring en frustratie in zijn ogen, wetend dat ik loog. Hij wist dat ik loog en hij zou het hier niet bij laten.

'Goed dan,' Legolas krabbelde soepel overeind en keek mij met zijn ogen weer aan, ditmaal minder vriendelijk en warm dan voorheen. 'Als jij nog van plan bent met ons mee te reizen, dan zeg ik alvast dit; het reisgenootschap bestaat uit een hoop vertrouwen, en kan alleen stand houden als die in tact blijft. Ik vertrouw jou, Grace, voor nu, maar zorg dat ik daar geen spijt van zal krijgen.' En met die woorden draaide hij zich om en liet hij mij achter.

***

Later op de dag waren wij alweer op weg richting de rand van het bos, die nu nog maar vier dagen reizen was. Vanaf daar konden wij een besluit nemen en de juiste route bepalen.

'Zit iets je dwars?' vroeg Aragorn die naast mij was komen lopen. Ik was sinds het korte gesprek van vanochtend tussen mij en Legolas erg stil geweest, en dat was Aragorn uiteraard niet gewend van mij, want tijdens onze reis samen richting Rivendell had ik hem de oren van het hoofd gekletst.

Legolas, die voor ons liep, draaide zijn hoofd lichtjes onze kant op. Hij was aan het mee luisteren.

Ik zette vlug een gemaakte glimlach op mijn gezicht en schudde mijn hoofd. 'Nee, er is niets. Ik denk dat ik gewoon nog een beetje suf ben van de klap.' loog ik. De klap voelde ik haast niet meer, en het enige wat er nog aan over was waren de schrammen op de linkerhelft van mijn gezicht en de grote beurse plek die mijn slaap sierde.

Aragorn nam mij nog voor enkele seconden in zich op voor hij uiteindelijk toegaf en zei; 'Oké, maar als iets jou dwars zit kun jij er altijd met mij over spreken, dat weet je toch?'

Ditmaal verscheen er een glimlach rond mijn lippen die wel gemeend was. 'Dat weet ik, en daar ben ik jou erg dankbaar voor.' Ik pakte kort zijn hand vast om mijn woorden kracht bij te brengen en liet deze toen weer los. Aragorn glimlachte nog een laatste keer warm naar mij voor hij zijn pas weer versnelde en hij tussen Legolas en Gandalf in begon te lopen, de mogelijke routes te bespreken.

𝐇𝐢𝐝𝐞 𝐚𝐧𝐝 𝐒𝐞𝐞𝐤 [𝐍𝐋]Where stories live. Discover now