Hoofdstuk 21

807 56 7
                                    

Verward staarde ik naar de ketting om mijn hals. Deze was een paar enkele seconden geleden gestopt met gloeien en had nu zijn oorspronkelijke hemelsblauwe kleur weer aangenomen.

Het was doodstil in de ruimte, en dat bleef ook zo voor een lange tijd. Iedereen kwam pas in beweging toen Frodo zacht begon te kreunen van de pijn.

'Frodo, je leeft nog!' riep ik gesmoord uit terwijl ik mij naar hem toe snelde. Ik knielde bij hem neer en nam zijn gezicht in mijn handen waarnaar ik zijn voor plukken van zijn voorhoofd streek.

'I-ik ben niet gewond,' stamelde hij en wees met zijn vinger naar zijn borst. 'K-kijk.' Iedereen was in die tussentijd bij ons komen staan.

Verward staarde ik de hobbit niet begrijpend aan, maar tilde toen toch zijn gewaad en shirt omhoog, en zag toen tot mijn blijdschap dat de kleine hobbit een kledingstuk van mithril droeg.

Een brede glimlach sierde Gandalf zijn gezicht toen hij ernaar keek. 'Die goede oude Bilbo.'

Ik zuchtte diep van opluchting en moest zelf ook glimlachen. 'De goden zij dank mankeer je niks. Ik ben zo blij dat je in orde bent Frodo!' Ik nam de hobbit in mijn armen en omhelsde hem.

'Ik ook,' lachte hij zacht. 'Maar het meeste hebben wij toch echt aan jou te danken.'

Ik slikte en liet Frodo toen weer voorzichtig los. Hij had het ook gezien.

'Grace, wat was dat van daarnet?' Aragorn, die naast mij stond, keek mij niet aan toen hij sprak, en ik moest bekennen dat dat mij ergens kwetste.

Ik keek hulpeloos naar Gandalf. 'Daar hebben wij nu geen tijd voor. De vijand slaat opnieuw toe en ik voel dat hij naderbij is. Grace heeft ons slechts enkele minuten kunnen geven, maar ik vrees dat wij die zullen verdoen door hier te blijven staan kletsen. Wij moeten gaan, en wel nu!'

'Hoe kunnen wij zorgeloos verder gaan zonder te weten met wie wij daadwerkelijk wel niet te maken hebben?' barstte Aragorn uit. De hardheid van zijn stem deed mij ineen krimpen en ik kon voelen hoe er tranen begonnen op te wellen achter mijn ogen. 'Misschien is zij wel helemaal niet te vertrouwen. Misschien is zij wel de vijand!'

Ik zag dat Aragorn nog een hoop meer te zeggen had, maar Gandalf weerhield hem daarvan. 'Dan suggereer ik dat jij mij maar in vertrouwen neemt.' En met die woorden was het onderwerp afgekapt en maakten wij vlug aanstalten richting de uitgang van Moria.


Sinds het incident in de tombe was Aragorn al die tijd achter mij gaan lopen, zodat hij mij nauwlettend in de gaten kon houden. Niemand durfde ook nog maar in mijn buurt te komen, op Gandalf, Legolas en Frodo na.

Legolas, die naast mij liep, pakte onder het lopen mijn hand vast en kneep hier voorzichtig in. 'Hé, hij draait wel weer bij,' probeerde hij mij op te beuren. 'Je kunt het hem niet kwalijk nemen dat hij nu met zoveel twijfels zit, sinds de vijand nu overal spionnen lijkt te hebben.'

Ik zuchtte. 'Het doet gewoon pijn, vooral omdat het Aragorn is die mij niet vertrouwt. Ik dacht juist dat hij de gene zou zijn die hier een cool hoofd onder zou hebben, maar blijkbaar had ik het mis.'

'Grace, heb jij jezelf überhaupt kunnen zien? Je had al die Goblins in slechts één simpele beweging gedood. Het was vrij angstaanjagend om te zien. Het verbaast mij dan ook dat de hobbits nog niet gillend voor jou zijn weggerend.'

Hij bedoelde het vast niet op die manier, maar ik kon het niet helpen maar te denken dat ik een monster was. Deze krachten waren gevaarlijk, en gevaarlijker dan ik mij had kunnen indenken. Nu snapte ik dan ook waarom mijn moeder wilde dat ik deze krachten zou onderdrukken.

𝐇𝐢𝐝𝐞 𝐚𝐧𝐝 𝐒𝐞𝐞𝐤 [𝐍𝐋]Where stories live. Discover now