18. Pijnvol.

92 17 0
                                    

Hoofdstuk 18. Pijnvol.


Ik heb Maya niet meer gezien sinds mijn vijftiende en ik heb Callum alleen nog maar blij gezien met zijn vriendin en zijn zoon. Ik weet dat ik niet mijn hele leven zo kan blijven door twee mensen te verliezen. Alles gaat door maar mijn liefde voor hun zal nooit over gaan. Het begint zachtjes te regenen wanneer ik hun namen in het zand schrijf. Ik wil echt dat ze weer aan mijn zijde staan.

Een paar maanden later in mijn droom.

Hij glimlacht lief naar mij. Ik zie duidelijk Callum zijn glimlach in hem terug en dat is super lief om te zien. 'Hey Jarreau'. Zeg ik blij. Hij rent naar mij toe tot ik hem optil en hij begint te lachen. 'Ik had wel verwacht dat hij op jou zou lijken, Callum'. Zeg ik. 'Bruin haar, groen/bruine ogen, dezelfde glimlach, gek op spionnen werk'. Callum lacht. Dylan neemt Jarreau van mij over.

'Ik had eerder verwacht dat hij op Juna zou lijken'. Zegt Dylan. Dylan zet Jarreau neer. 'Kom je mee, Jarreau'? Vraagt Callum. 'Dan kan ik je leren een echte spion te zijn'. Jarreau rent naar Callum en ze lopen samen weg. Ik kijk Dylan aan. 'Het is zo leuk te zien dat Jarreau en Callum samen zo van het spionnen werk zijn'. Zeg ik. Dylan knikt.

Ik schrik wakker. 'Nee, dat meen je toch niet'? Zeg ik hardop. Over zult soort dingen heb ik nooit gedroomd. Ik krijg een stom leven doordat ik Elijah en Mac niet beschermde toen zij mij nodig hadden. Nu realiseer ik mij pas echt wat er aan de hand is. 'Ik ben weg gelopen van huis'. Zeg ik zachtjes.

'Ik heb iedereen waar ik om geef in de steek gelaten'. Ik sluit mijn ogen en schud mijn hoofd. 'Nee Reve, dat kan niet'. Zeg ik. Het was allemaal een droom, ik ben ervan geschrokken maar het was allemaal niet echt. Elijah, Callum en Mac missen je niet. Ze zijn nog steeds kwaad op je. Je betekend helemaal niks voor ze en dat weet je net zo goed als hun.

Ik loop snel weg van deze plaats. Het doet allemaal rare dingen met mijn gedachtes. Ik vind het vervelend om daar naar te luisteren of zeg ik het allemaal tegen mezelf? Ik zucht. Nu ben ik ook al in de war van deze plaats. Ik weet nu zeker dat ik hier nooit meer terug wil keren. Ik ga bij de trap staan. Ik pak de leuning vast en ik sluit mijn ogen.

Wat moet ik nu nou? Ik hoor ineens ademhaling achter mij. Ik schrik. Ik draai mij gelijk om. 'Aaawh, schattig zeg'. Zegt een jongen. Ik zet een stap naar achter. Drie jongens van ik denk zeventien jaar staan vlak voor mij. 'Nooit gedacht een dertien jarige hier te vinden'. Zegt een ander. 'Ik ben veertien'. Zeg ik.

'Gaan we ook nog bijdehand doen'? Zegt de derde jongen. De middelste duwt mij naar achter. Ik struikel over de eerste treden van de trap. De jongens lopen weg voor ik val. Mijn pols komt tegen de ijzeren randleuning aan en mijn scheenbeen land op de scherpe trap. Ik bijt op mijn lip om niet hard te schreeuwen. Ik kan alles wel uit schreeuwen maar dat is juist een teken van zwakheid.

Wat als die drie terug komen. Ik ga snel tegen een muurtje zitten en ik hou mijn pols stevig vast. Ik haal voorzichtig mijn hand weg als ik mijn pols heel erg voel trillen. Ik schrik. Ik voel mijn ogen alweer gevuld met tranen. Mijn hele pols zit onder bloed. De bloed druppels vallen op de grond. Ik leg mijn hoofd tegen de muur aan. Ik haal diep adem.

'Waarom ben ik nou vertrokken'. Probeer ik te zeggen maar er komt geen geluid uit mijn mond. Ik sluit mijn ogen. Dit doet gewoon te veel pijn voor woorden. Ik heb dan wel enorme spring kracht maar pijn verminderen zou fijn zijn. Ik kijk daarna naar mijn enkel. Daar zitten allemaal sneeën in en bloed ook een beetje. Vooral zie ik blauwe plekken.

Ik probeer op te staan. Na iets van vier keer proberen lukt het wel. Ik hink snel een andere kant op. Ik wil niet dat iemand mij zo ziet. Ik voel gek genoeg ook nog iets in mijn gezicht. Geen bloed, geen tranen maar wel pijn.

Ik hink midden over de straat. Ik kan mij uiteindelijk nergens meer vast houden. Ik probeer terug te gaan naar mijn eigen plaats. Mijn stad, mijn straat, mijn huis. Ik kan nog amper rechtop staan. Ondersteunen met mijn rechter hand gaat niet en lopen op mijn linker been gaat ook niet. Ik zie zelfs al wazig.

Ik ben verdwaald, verwond en ik kan niet terug. Ik kan niet lopen, ik kan niet blijven zitten en dit kan ik niet langer overleven. Ik ben ook niet echt in de buurt van huizen. Ik ben de straten uit gerent toen het nog mogelijk was. Ik had echt bij die mevrouw moeten blijven. Ik kende ze dan wel niet maar ze zorgde wel even voor mij. Misschien had ik mezelf dan niet verwond.

Ik heb mezelf alleen maar in gevaar gebracht hiermee. Ik zucht. 'Ik kom hier nooit meer vandaan'. Fluister ik zachtjes. Mijn stem is schoor en onduidelijk. Ik probeer al uren de straat uit te komen. Ik heb dan niet echt een plan van waar ik nu heen wil maar dat komt vanzelf wel. Ik wil nu proberen de straat uit te komen. Ik ben doodsbang die jongens weer te zien.

Als ik ze nog één keer tegen kom kan ik gelijk wel door naar het ziekenhuis. Niet dat ik dat nu sowieso niet kan. Een paar tranen vallen mijn ogen uit. Ik sluit mijn ogen met de hoop dat mijn naam geroepen word.

----------------------------------------------------------

hey allemaal, 

eigenlijk heb ik weinig te zeggen. 

Wat vinden jullie van het verhaal? 

en als jullie nog vragen erover hebben stel ze in de reacties. ik zal ze zo snel mogelijk beantwoorden

tot het volgende hoofdstuk

  -YinYangLaraa  

Protected (2)Where stories live. Discover now