25. Julie

90 9 72
                                    

Engeland is niet heel anders dan Ierland. Het grootste verschil is dat ik in Ierland in een afgelegen dorpje was en nu weer terug ben in de stad waar ik woon. En ik hou van steden. Er is altijd teken van leven en je voelt je er nooit alleen of afgezonderd. Er zijn altijd mensen.

Maar nu, voor het eerst, voel ik me het eenzaamste meisje op aarde hier. Ik ben twee uur geleden aangekomen en ik heb meteen Kyra, Rilana en Elise gebeld. Maar nu ik alleen in mijn kamer zit met de geluiden van vrolijke mensen om me heen, voel ik me zo ellendig. Ik heb niets te doen en daardoor kan ik alleen maar aan Milan denken.

O, Milan. Hij heeft mij in één klap in een hopeloze ellendeling veranderd. Toen we de stad inreden, keek ik de hele tijd uit het raam om hem misschien rond te zien lopen. En toen we voor ons huis uitstapten, treuzelde ik heel lang voordat we naar binnen gingen. Ik wilde hem niet mislopen. Ik wilde hem zien.

En op de meest onwaarschijnlijke momenten, zoals wanneer de huistelefoon afgaat, of als er iemand aanbelt, hoop ik stiekem dat het Milan is. En dat is onzin, want hij heeft niet eens mijn telefoonnummer, laat staan het nummer van de huistelefoon, of mijn adres. En bovendien heeft hij met Jessica gezoend en dat beeld krijg ik gewoon niet meer uit mijn hoofd.

Ik voel mijn telefoon in mijn broekzak trillen en zuchtend neem ik op.

'Hoi, Rilana.'

Zoals gewoonlijk begroet Rilana mij niet terug, maar gaat ze gewoon verder met het gesprek dat we een uur geleden hadden afgerond. 'Heb je eigenlijk al zijn Facebook opgezocht?'

'Ja,' mompel ik. 'Niks gevonden.'

'O.' Rilana is een tijdje stil. Ik kijk naar de kleine regendruppeltjes die langs mijn raam naar beneden glijden. Ook dat nog.

'Ook niet via Collin?'

'Nee,' zeg ik. 'Ik heb al via iedereen en alles geprobeerd.'

'Oké, wacht.' Aan de andere kant klinkt wat vaag gerommel. 'Ja, ik heb m'n tas,' zegt Rilana. 'Ik kom nu naar je toe, want je klinkt veel te verdrietig voor iemand die net haar enge tante is ontvlucht. Ik zie je zo!'

Voordat ik er iets tegenin kan brengen, heeft Rilana al opgehangen. Ik leg mijn telefoon weg en wacht op bed. Ik luister naar voorbijrijdende auto's. Naar schreeuwende voorbijgangers. Naar enthousiaste begroetingen van mensen die elkaar tegenkomen.

Ik wil Milan zien. Ik wil Milan zien. Ik wil Milan zien. Ik wil Milan zien. Ik wil Mi-

'Julie! Rilana is er!'

Waarom moet mijn moeder altijd zo hard schreeuwen als er iemand is? Ik bedoel, Rilana kent mijn moeder inmiddels wel, dus dat is niet zo gênant. Maar stel dat het Milan was. Stél. Want ja, natuurlijk zou hij nooit van zijn leven in mijn huis komen. Nooit. O, wat ben ik toch zielig. Ik moet minder nadenken.

'Hé, lamzak. Ik ben er.' Rilana ploft naast mij op bed en opent een zak snoep die ze meegenomen heeft. 'Je hebt echt suiker nodig. Je ziet er zo ongelukkig uit.'

'Dank je,' mompel ik, en ik pak een varkentje uit de zak.

Rilana kan zoals gewoonlijk niet stilzitten en staat op. Ze kijkt in mijn klerenkast, houdt een paar shirtjes voor de spiegel en hangt ze weer terug. Vervolgens loopt ze naar mijn bureau en kijkt ze naar mijn laptop waar ik vergeefse pogingen heb gedaan om Milans Facebook op te zoeken.

En ik zeg nog steeds niets en zit nog steeds roerloos op bed.

'We kunnen ook Jessica's Facebook opzoeken en lachen om haar basic selfies met te veel make-up,' stelt Rilana voor.

'Waawom?' mompel ik, met drie snoepjes in mijn mond.

Rilana draait zich met een zucht om. 'Omdat die Julie-lach verdwenen is. Echt waar, kijk hoe je erbij zit. Zo kan het niet langer. Wat heb je liever? Samen met mij anti-feministisch doen en Jessica's "knapheid" uitlachen of de rest van je leven op bed zitten?'

Waar De Liefde IsWhere stories live. Discover now