Hoofdstuk 14: Oude wonden

816 57 4
                                    

Katana

De piratenheer trok een wenkbrauw op. 'Jij komt voor een vergelding? Ik wil niet weten waar de anderen voor komen als ze horen dat je weer terug bent.' 

'Vast niet voor een vriendelijk gesprek. Gelukkig heb ik daar ook geen zin in.' Ik overbrugde de afstand naar zijn bureau en plaatste mijn handen vlak op het blad. 'Je voorganger was mij nog een flinke som geld schuldig en jij hebt hem van het leven beroofd. Dat betekent dat zijn schuld nu de jouwe is.' 

Hij glimlachte uitdagend. 'Denk je niet dat ik daar op voorbereid was, mop?' 

Heel even was het geluid van het haardvuur het enige wat de stilte doorbrak. Ik keek hem strak aan en hij keek net zo hard terug. Ik voelde dat Calum zich alles behalve comfortabel voelde en wist dat ik hem veel uitleg verontschuldigd was. Maar dat was de man tegenover mij ook. Ik vertrok mijn vingers in twee vuisten.

'Welke rat heb je je vuile klusjes laten opknappen?' smaalde ik.

'Mijn waakhond, Branson,' zei hij. 'Je herinnert hem je vast nog wel.' 

En of ik hem nog herinnerde. In de tijd dat ik mijn naam er eer aan deed en door de smerige steegjes van Silanca sloop, had ik de nodige bondgenoten en vijanden. De iets oudere demon was heel lang mijn bondgenoot geweest. Zelfs meer dan dat. Dat was allemaal tot de dag dat hij mijn leven een stuk moeilijker had gemaakt dan het al was geweest, waardoor ik gedoemd was om Silanca vroegtijdig te verlaten met mijn leven nog maar net in mijn eigen handen. Misschien was Branson ook wel de reden dat vrijwel iedere piraat in de haven mijn vijand was geworden. 

Ik klakte afkeurend met mijn tong. 'Wat laag, piraat.'

'Ik wist dat je vroeg of laat terug zou komen, schaduwfluisteraar, ik wilde het er niet op gokken,' grijnsde hij met een dusdanig grote hoeveelheid duisternis is zijn ogen, dat hij zelf ook de schaduwen zou kunnen beheersen. 'Misschien kunnen we nog een keer een drankje doen? Zonder jouw waakhond erbij.' 

Ik rechtte mijn rug en keek naar Calum. 'Oh, mijn vriend hier is niet zomaar een waakhond. Hij is mijn wederhelft.' Ik richtte mijn blik terug op de piratenheer. 'Weet je wat wederhelften doen?' 

'Je doen laten wensen naar je beruchte vrijheid zodat je weer met iedere vent die je hebt betoverd het bed in kan duiken?' opperde hij.

Calum had het fatsoen om niet te verstrakken bij die woorden, of zich vijandig op te stellen. 

Mijn mondhoeken krulden zich in een kleine, vreugdeloze grijns. 'Ze maken je sterker. Dus wanneer ik Branson heb afgemaakt en mijn geld bij jou kom opeisen, zou je willen dat je nog met dezelfde schaduwfluisteraar als een jaar geleden te maken had.' 

'Een dreigement?' 

'Een belofte.' 


We verlieten het schip van de piratenheer, wiens naam schijnbaar Rex was. Dat was de naam die ik op zijn documenten had zien staan toen ik mij over het bureau had gebogen. Het was zacht gezegd hilarisch om te zien hoe Rex bleek wegtrok toen ik zijn naam noemde. Blijkbaar was mijn spieken hem ontglipt en was hij er heilig van overtuigd dat mijn schaduwen mij hadden geïnformeerd.

Diezelfde schaduwen hingen nog steeds om mijn schouders toen ik over het dek had gelopen, waarmee ik enkele piraten de stuipen op het lijf had gejaagd. Anderen hadden alleen grijnzend toegekeken, of minachtend. De oude rotten van het vak, degenen met wie ik echt problemen had, waren niet hier. Zij hielden zich op in hun luxe woningen, want daar hadden ze het geld wel voor. 

De schaduwen hingen niet voor niets om mijn lichaam. Ze smeekten om actie, om los te worden gelaten in de stille, moordende nacht. Ik was woedend. Branson maakte deel uit van een verleden dat ik los had willen laten. Ik had mijzelf beloofd dat wanneer ik de listige man nog een keer zou zien, ik ervoor zou zorgen dat zijn hoofd op de bodem van de oceaan zou belanden. 

The Risen Ones [NL] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu