Hoofdstuk 47: De schaduwdimensie

525 42 6
                                    

Feline

Mijn hoofd dreunde, mijn spieren schreeuwden. Maar ik leefde nog. Daar was ook vrijwel alles mee gezegd. Het portaal was anders geweest dan waar ik eerder doorheen was gereisd met Jurians broers. Het leek alsof dit portaal zijn best deed om het leven uit mij te zuigen. Mijn licht protesteerde luider dan ooit, mijn duisternis was meer dan tevreden. Mijn vuur dat diep in mij sluimerde waakte er tussenin. 

Ik duwde mijzelf overeind en keek om mij heen. Ik had een flinke val gemaakt. Hoe het precies gegaan was, kon ik mij niet herinneren. Wat ik wel wist was dat ik aan de voet van een gigantische berg lag en dat ik omringd werd door schaduwen. Bijtende schaduwen.

Letterlijk.

Mijn hart schoot in mijn keel en mijn handen werden klam, terwijl ik met een houterige beweging uithaalde naar het duistere wezen dat aan mijn been zat. Mijn vuur kwam langzaam tot leven en wist zich een weg te vinden naar het demonische monster. Even lichtten de kraalogen van het monster op. Het leek op een zwarte, uit de kluiten gewassen hond. Maar het was veel lelijker. Met vier kleine, zwarte ogen en evenveel slagtanden die uit zijn bek staken was het een schepsel uit iemands nachtmerrie. Toen mijn zwakke vuur het raakte, slaakte het een hoge krijs en verdween het in de dichtstbijzijnde struik. 

Ik trok mijn benen op en keek naar mijn beschadigde broek, naar de krassen op mijn been. Wat her ook was geweest, het had vast gehoopt dat ik niet meer wakker zou worden. Wellicht had het dan zijn best gedaan om ervoor te zorgen dat ik nooit meer gevonden zou worden. 

Met een beverige hand voelde ik aan mijn hoofd. Een kloppende wond. Ik was met mijn hoofd op een steen terechtgekomen. Maar buiten wat kleine wondjes leek ik verder in orde te zijn. 

Mijn blik dwaalde over mijn omgeving. Het was schemerig, maar mijn ogen waren al gewend geraakt. Schaduwen dwaalden als mist laag over de grond. Er stonden wat bomen verspreid over de droge grond. De aarde was gebroken. Er klonk geritsel vanuit de struik, ongetwijfeld van het demonische monster. Een monster wat nooit het enigste schepsel in deze dimensie zou kunnen zijn. 

De schaduwdimensie.

Er trok een rilling over mijn rug en ik dwong mijzelf om overeind te komen voordat het monster, of een van zijn vrienden, terug zou komen. Deze dimensie was anders dan de andere dimensies. Niet alleen omdat er overal schaduwen hingen, maar ook omdat er een zeker vorm van magie in de lucht hing. Een kracht die vrijwel tastbaar was. 

Toen er in een van de bomen nieuw geritsel klonk, koos ik ervoor om de benen te nemen. Wat wist ik van de schaduwdimensie? Een plek vol met duisternis die in de hemel van de eerste dimensie niet te vinden was. Een plek die vol zat met de duisternis en kwade wezens die snakten naar vernietiging. Een plek waar mensen niet hoorden te zijn. Een plek waarvan de poort koste wat kost gesloten moest blijven.

Een poort. Er moest hier ergens een poort zijn. Waar een weg naar binnen was, moest ook een weg naar buiten zijn. Die weg moest ik vinden om terug te komen naar de eerste dimensie.

Grote goden. Katherine. Katherine was terug. Ze was sterker dan ooit. Wie weet wat haar plan is met de eerste dimensie? Ze had Roan misleid en ze was er vreselijk goed in geweest. Wie kon de zachtaardige Aliane nou verdenken? Het verklaarde in ieder geval waarom de godin haar niet gezegend had.

Ik keek op naar de gigantische berg die boven mij uit torende. De top ervan was niet te zien. Was de berg misschien de poort? Een scheidingslijn? Of had Katherine mij maar ergens gedumpt? Ik had geen idee waar ik moest zoeken, waar ik moest beginnen. En ik had helemaal niets bij me. Geen wapens, geen amulet. Ik had alleen mijn onderdrukte krachten waarmee ik mij moest weren tegen de monsters die zich ophielden in de drukkende duisternis.

Met nieuwe interesse keek ik eens goed naar de band om mijn pols. Ik moest hem af zien te krijgen. Zo te zien had de band zelf ook al een flinke klap te verduren gehad. Ik legde mijn vrije hand erop en sprak alles van mijn krachten aan waar ik bij kon. Ik stuurde alles op de band af. Zonder succes. Hij gaf niet mee. Een stevige steen wilde helaas ook niet helpen.

Wanhopig keek ik naar de lucht boven mij. Dikke wolken trokken langs de onnatuurlijk gekleurde hemel. De lucht had een oranje-achtige gloed. Ik zag geen geen zon, geen sterren, geen maan. Er leek geen lichtbron te zijn, behalve de vreemde gloed zelf. Hoe kon iets hier overleven? Of beter gezegd, hoe kon iemand hier overleven? 

Koud zweet brak mij uit. Ik moest eten vinden, een veilige plek om eventueel te kunnen schuilen voor de verschrikkingen die zich ophielden in de duisternis en bovenal een uitweg. De poort. 

Ik haalde scherp adem. 'Oké,' zei ik zachtjes. 'Oké, Feline. De schaduwdimensie. Je kan dit.' Ik keek opnieuw naar de bergen en er ging een lampje bij mij branden. 'Zou het zo zijn?' Mijn blik dwaalde over de wand tot ik een klein, nauw pad ontdekte. 'Alsjeblieft, laat ik voor één keer in mijn leven gelijk hebben.' 

Met een sprankje hoop begon ik te lopen. Mijn vleugels werden onderdrukt door de armband, maar mijn benen waren hopelijk sterk genoeg om de berg te kunnen beklimmen. Dus dat was wat ik deed. Ik klauterde door de smalle bergpas heen. Een tocht van klimmen en dalen. Het voelde alsof ik in de gaten werd gehouden door de schaduwen die door de pas dwaalden en af en toe kon ik het hele kleine beetje vuur wat door de onderdrukkende armband brak aanspreken om ze te verjagen. Uiteindelijk kwam ik aan de andere kant van de berg. Gebroken en uitgeput, maar gevuld met het warme gevoel van succes. 

Onder aan de berg lag een stad. En niet zomaar een stad. Ammolite. Het bruisende hart van de eerste dimensie. De stad lag in het dal, dat hier in deze dimensie niet meer was dan droge, brakke grond, maar er stonden huizen. En nog belangrijker: er stond een paleis. 

'Een parallel universum,' fluisterde ik tegen mijzelf. 

Ik begon mijn tocht naar de spookstad, die compleet verlaten leek te zijn. Kon het zo zijn dat de schaduwdimensie een exacte replica was van de eerste dimensie zelf? Waren Elin en ik hier al geweest toen ons bloed het malumkristal activeerde? Ik klampte mij vast aan die hoop. 

Terwijl het stof opwaaide door mijn voetstappen, begon een nieuwe gedachte zich in mij te vormen.

Ga door, sprak de vrouwelijke stem die mij de laatste tijd had bijgestaan. Ga door. 

De eerste dimensie was een toonbeeld van alles wat goed was. Een dimensie waar alles perfect is, waar alle engelen, en alléén engelen, in vrede leefden. Al het kwade hadden ze in de schaduwdimensie gestopt. Een parallel universum dat met een zware, krachtige poort verzegeld was. Maar iedere dimensie had een poort tussen de hemel en de hel. En of die nou verzegeld en ontoegankelijk was voor de mensen of niet, er moest een poort zijn. Deze poort die verborgen was, waarvan men niet eens wist of het wel echt bestond of niet.

Maar iets kon alleen beschermd worden wanneer het ook echt bestond. Katherine kon alleen de poort openen als we wist waar deze was. Hij moest fysiek zijn. Jurians ouders moesten dat weten. Zij waren verantwoordelijk voor die poort, met hun bovenmenselijk sterke krachten. 

En als je iets zo graag wilt beschermen, waar laat je het dan? 

Mijn blik schoot naar het paleis. 

Iets wat je uit alle macht veilig wilt houden, hou je zo dichtbij mogelijk. Het liefste in je eigen huis. Onder je eigen neus, waar je precies kan zien wat er mee gebeurt. 

De stem van de vrouw met de zwarte haren, de vrouw die mij zelf het malumkristal had gegeven, sprak niet bij die voorzichtige constatering, maar het leek alsof ze een goedkeurend lachje over de kale vallei liet dwalen.

'Tijd om het paleis een bezoekje te brengen,' mompelde ik zachtjes.

Met dat ik die woorden uitsprak, klonk er een afgrijselijke krijs. Ik sloeg mijn handen over mijn oren en mijn blik schoot naar de lucht. Boven Ammolite vloog een gigantische vogel. De spanwijdte van zijn vleugels leek groter dan vijf meter. En zijn blik was gericht op mij. Zelfs vanaf hier kon ik zijn scherpe, rode snavel zien die glinsterde van het bloed. De manier waarop hij boven mij cirkelde voorspelde niets goeds. Zijn kop draaide een fractie.

Als een gek begon ik te rennen. Rennen naar de stad die nog tientallen meters van mij af was. Teveel meters. Veel teveel meters. 

De vogel slaakte nog een afgrijselijke krijs en dook toen naar beneden. 

The Risen Ones [NL] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu