hoofdstuk 9

239 22 0
                                    

Koen kan niet ademen.

Hij is er vrij zeker van dat hij doodgaat, of het voelt tenminste zo. Zijn keel knijpt dicht, zijn borst voelt zwaar aan en zijn longen doen pijn, en de muren van zijn slaapkamer lijken op hem af te komen, en hij weet dat hij nergens allergisch voor is, dus dit is geen anafylaxie.

Dus hij gaat dood. Dat is zijn enige conclusie.

Hij weet niet precies wanneer het begon. Ergens tussen het naar huis lopen van school in de late septemberregen, en thuiskomen en zijn berichten controleren om veertien nieuwe berichten te vinden van een ander onbekend nummer die hem opnieuw vragen om af te spreken. Het ene moment ademde hij nog prima en het volgende was het een onmogelijke taak.

Hij is er helemaal klaar mee. Met de eindeloze berichten en de constante paranoia dat hij gevolgd wordt, het onvermogen om ergens op te focussen omdat zijn telefoon maar niet ophoudt met trillen. Hij wil het aan zijn papa vertellen, maar hij weet dat hij boos zal worden, dat hij de politie en hun advocaat erbij zal betrekken, en dat is nog stressvoller dan er alleen mee omgaan.

Behalve dat misschien niet, want nu stikt hij, zittend op de rand van zijn bed met zijn handen die te hard trillen om de bovenste knoop van zijn schoolshirt los te maken, bijna snakkend naar de lucht die zijn longen nooit echt bereikt.

"Koen?" De stem die door zijn deur roept is zacht en stil, nauwelijks meer dan een fluistering. Hij hoort het nauwelijks boven het gesuis in zijn oren, kan zich er niet toe brengen te antwoorden.

De deur duwt een beetje open en Mat kijkt nerveus naar binnen, zijn wenkbrauwen fronsend in iets wat lijkt op bezorgdheid wanneer hij ziet dat Koen moeite heeft met ademen op zijn bed. Hij kijkt even over zijn schouder voordat hij naar binnen stapt en de deur achter zich sluit, niet eens een tweede keer de kamer rondkijkt waar hij nog nooit eerder is geweest voordat hij klaar lijkt om zich om te draaien en weg te rennen.

"Uh, mo-moet ik je papa halen?" Biedt hij aan, alvast klaar om zich om te draaien en weg te gaan, maar Koen schudt snel zijn hoofd, een hand wrijvend over zijn borst en de andere vliegt naar de rand van zijn matras, proberend zichzelf te gronden maar faalt.

"Nee!! N-niet, g-ga- geen s-scheisse," hij hijgt, zijn ogen stevig dichtknijpend als zijn borst opnieuw samentrekt.

Het bed buigt iets naast hem en wanneer de kleinere jongen weer praat, is zijn stem dichterbij.

"Oké, eh, je— je hebt een paniekaanval. Je moet proberen niet te veel te focussen op ademen," legt hij uit, zijn eigen stem een beetje bibberig.

Koen slaagt erin te spotten, zijn ogen gefocust op de instructie in plaats van de strakheid van zijn borst en de onmogelijkheid van zijn longen. "Ja. Ja. Goede grap, Einstein. Z-zo verdomd simpel," stamelt hij, en tot zijn afschuw voelt hij tranen ontsnappen aan zijn ogen, die over zijn wangen glijden.

Hij opent zijn ogen niet om de uitdrukking van Mat te zien, maar de jongere jongen klinkt wel wat steviger als hij weer spreekt. "Vertel me gewoon vijf dingen die je nu kunt zien. Open je ogen en probeer," voegt hij eraan toe, als Koen meteen zijn hoofd schudt. "Probeer."

Hij haalt kort, fluisterend adem en opent langzaam zijn ogen, laat ze snel door de kamer schieten, vermijdend om naar de jongen naast hem te kijken. "Um, mijn mijn TV. De kast, uh - het tapijt. Lamp. P-posters, aan de muur. Waren - waren dat er vijf? Ik ben het tellen vergeten," stottert hij, en Matthyas ademt uit wat misschien een lach is, een aarzelende hand rustend op Koen's rug.

"Ja. Ja, dat waren er vijf. Oké, nu vier dingen die je kunt voelen," gaat de andere jongen verder.

Koen knikt, zich concentrerend op de instructie in plaats van de strakheid van zijn borst en het onvermogen van zijn longen. "Goed, uh, mijn sh-shirt. Dekbed," hij drukt zijn sokken in het tapijt. "De vloer. En, uh," hij klopt met zijn hand tegen de zijkant van Matthyas's dij. "Je broek."

samengesteldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu