hoofdstuk 33

220 27 3
                                    

De eerste sneeuw van de winter valt op drieëntwintig november. Het is een zaterdag, dus zijn de jongens allemaal thuis. De hele buitenwereld is bedekt met een dikke laag sneeuw, de lucht even helder. Het uitzicht vanuit het huis is ongelooflijk, maar Raoul en Rob besluiten dat het niet hetzelfde is als er middenin te zijn.

Dus, ze krijgen de jongens uit bed en zorgen ervoor dat ze goed ingepakt zijn, en laten ze los in de velden rondom het huis. Natuurlijk is Milo meer dan blij om naar buiten te gaan, praktisch iedereen anders naar buiten slepend, zichzelf in de pluizige enkelhoge kou stortend met een grijns van oor tot oor.

Ondertussen moppert Koen over hoe koud het is, maar houdt dat hooguit vijf minuten vol. Hij steekt zijn handen in de zakken van zijn jas en trekt zijn schouders op, met een vermoeide blik op zijn gezicht voordat hij het tienergedoe opgeeft en uiteindelijk met Milo op zijn rug belandt, hem rond en rond draait en dan in een stapel zachte sneeuw gooit als de jongen schreeuwt dat hij hem onder gaat spugen als hij niet stopt.

Matthyas blijft een tijdje aan de zijlijn, met zijn armen stevig om zichzelf heen geslagen, zijn tanden klapperen een beetje totdat Milo een sneeuwbal naar hem gooit en het daaropvolgende sneeuwballengevecht hem en de rest van hen opwarmt.

Tegen die tijd klinkt overal kindergelach en Raoul houdt van dat geluid meer dan van elk ander geluid; het is iets wat hij niet had gerealiseerd dat hij miste, het hebben van een hele kudde kinderen. Matthyas is altijd genoeg voor hem geweest, zal altijd genoeg voor hem zijn, maar om de jongen te zien rennen met de jongens die praktisch zijn broers zijn geworden op dit punt... nou, het doet hem wensen dat hij Rob en zijn jongens eerder had ontmoet. Natuurlijk zou dat niet mogelijk zijn geweest voor de dood van Anna en het voelt niet goed om op die manier te denken; het enige wat hij kan doen is blij zijn dat ze nu allemaal hier zijn, op dit moment.

Hij haakt zijn arm door die van Rob en rust zijn hoofd op zijn schouder, beiden net zo ingepakt als de jongens zijn in lagen truien en jassen en sjaals, handen in handschoenen en oren verwarmd door de omgerolde rand van een houten muts elk. De lucht is onder het vriespunt, zijn vingers al gevoelloos op een manier die hem doet vrezen hoe het met de handen van de kinderen gaat.

Rob legt zijn wang op zijn hoofd en glimlacht. "Ik vind het geweldig om ze zo te zien," zegt hij zachtjes.

Raoul is het daarmee eens met een klein hummetje. "Ik ook. Ik wou dat we dit moment voor altijd konden vastleggen en afspelen als dingen slecht gaan."

Omdat het echt een prachtig gezicht is; een mooie winterdag met als achtergrond iets wat op een ansichtkaart past, hun drie jongens die samenwerken om een enorme sneeuwpop te bouwen. Natuurlijk is Milo degene die alle bevelen uitdeelt, taken toewijst aan de oudere jongens; Koen die natuurlijk terugpraat en een sneeuwbal naar de jongere gooit voordat hij met tegenzin doet wat de negenjarige zegt; Matthyas die nauwkeurige maatregelen neemt om de steenknopen van het midden van de sneeuwman precies te verdelen, zijn tong uitsteekt van concentratie net zoals hij altijd al heeft gedaan sinds hij klein was.

Raoul glimlacht. "Ik hou van die jongens met alles wat in me is."

"Ik ook," mompelt Rob, zijn woorden barstend van warmte die elke centimeter sneeuw op de grond en in de lucht om hen heen zou kunnen smelten. "Zelfs als Koen een klein rotjoch is en over alles klaagt, en als Matthyas ons negeert als we hem vertellen naar bed te gaan, en als Milo geen vijf minuten zijn mond houdt nadat ik de hele dag heb gewerkt. Als ze iemand anders' kinderen waren, zou ik ze koste wat het kost vermijden," grapt hij, waardoor Raoul snuift.

"Ja, ik ook. Gelukkig zijn ze van ons," zegt hij.

Rob haalt diep adem en knikt. "Van ons," herhaalt hij rustig. "Ik zeg dit waarschijnlijk te vaak, maar ik hou echt fucking veel van je."

samengesteldWhere stories live. Discover now