hoofdstuk 37

246 27 1
                                    

Raoul glimlacht daarom, knikkend. "Ik ga nergens heen, maat," zegt hij zachtjes, terwijl hij onder de lakens kruipt naast hem en wacht tot het kind naar hem toe schuift, zijn hoofd op zijn borst legt met een arm om zijn middel, zich tegen zijn zij nestelt, voordat hij zelf zijn arm om zijn rug slaat.

De jongen rilt nog steeds, maar lang niet zo erg als daarvoor, hoewel Raoul zeker niet blij is met de kou die nog steeds voelbaar is in het kind terwijl hij zich tegen hem aan krult. Hij wikkelt de dekens strak om hem heen en wrijft met zijn hand op en neer over zijn rug in de hoop wat warmte te creëren via wrijving, en Matthyas drukt gewoon zijn gezicht in de borst van de man en zucht bij de actie.

"Voelt fijn," mompelt hij vermoeid. Dan snuft hij. "Het spijt me echt Raoul. Ik wilde kullie niet bang maken."

Raoul glimlacht zachtjes om de slaperig geslingerde woorden, kalmeert het kind voorzichtig en drukt een kus in zijn haar.

"Sssht, maatje. Ga maar slapen. We kunnen later praten, oké? Over alles," voegt hij er zachtjes aan toe, omdat hij de berichten die hij had gezien niet is vergeten - hoe zou hij? Die woorden gepaard met die beelden staan in zijn geest gegrift, hoezeer hij ook wenst van niet.

De deur gaat na een paar seconden stil open en Rob komt binnen met een dampende mok in de hand. Hij glimlacht zachtjes als hij ziet dat de twee samen onder de dekens in het grote bed liggen, Matthyas rustig ademend in zijn slaap hoewel om de paar seconden zijn schouders schokken met de restanten van tranen en rillingen.

"Ik dacht al dat hij sliep," fluistert hij, de mok op het nachtkastje zettend en zich voorzichtig op de rand van het bed laat zakken. Hij kijkt even naar Matthyas voordat hij Raoul aankijkt met droefheid in zijn ogen. "Heeft hij veel gezegd voordat hij in slaap viel?" vraagt hij.

Raoul perst zijn lippen op elkaar en schudt zijn hoofd, zijn armen voorzichtig van zijn zoon losmakend en tegen het hoofdeinde leunend met het kind nog steeds in zijn schoot.

"Nee," mompelt hij. "Hij was behoorlijk van de kaart... hij zei dat hij zichzelf niet wilde pijnigen, dat wel."

Rob aarzelt. "Geloof je hem?" vraagt hij zachtjes.

Daarop fronst Raoul. "Natuurlijk wel. Zijn... zijn armen zijn schoon, Rob," voegt hij er zachter aan toe. "Hij is niet teruggevallen. Ik denk alleen... Ik weet niet, ik denk dat ik hem weer naar een therapeut moet sturen. Hij vond het vreselijk daarvoor. Hij heeft moeite met praten over zichzelf, hij heeft alleen maar tegen haar gelogen om eerder weg te kunnen en dat heeft hem uiteindelijk echt niet geholpen. Ik weet gewoon niet wat ik anders moet doen."

Het doet hem pijn om dat toe te geven, maar Rob begrijpt het volkomen. Hij reikt uit en neemt Raouls hand, zijn duim over zijn knokkels wrijvend.

"Je hoeft niet meteen alle oplossingen te bedenken, schat. We hebben hem net veilig thuisgebracht, nadat hij ons de stuipen op het lijf heeft gejaagd. Geef jezelf wat tijd om een beetje te kalmeren, ja? Hij gaat nergens heen nu. Je kunt met hem praten als hij wakker wordt, als je wilt dat ik erbij ben," zegt hij zachtjes, en Raoul knikt dankbaar, tranen die eindelijk rollen.

"Ja," fluistert hij, zijn stem breekt. "Alsjeblieft, ik heb je hier nodig."

Rob verzacht verder, knijpt in zijn hand en knikt ernstig. "Oké. Oké, dan ben ik hier. Ik zal er altijd zijn als je me nodig hebt, dat weet je," zegt hij, kijkt dan naar Matthyas met warme ogen. "En ik ben er ook voor dat kind, wat er ook gebeurt. Hij is ongelooflijk... ik haat het om hem zo te zien."

Raoul glimlacht triest, kijkt naar zijn zoon en steekt zijn hand uit om door zijn haar te strijken. "Hij noemde je papa," fluistert hij, kijkt met tranen terug naar zijn vriend, die grijnst.

samengesteldWhere stories live. Discover now