Hoofdstuk 9

353 25 4
                                    

Ik doe mijn handen voor mijn ogen, mijzelf gereedmakend voor de klap die komt.

Maar er komt geen klap.

Voorzichtig gluur ik tussen mijn vingers door en zie dat we in een grote gang rijden. Er kunnen drie auto's naast elkaar rijden, schat ik. Het is aan de bovenkant rond en zwart met lampen die fel licht geven. Mijn handen leg ik weer op mijn schoot en kijk naar de man naast me. 'Wat heeft dit te betekenen?' vraag ik. 'We rijden nu in de dijk naar beneden. We rijden onder de Rainforest', zegt hij. Ik schrik. Dat is een groot bos achter de dijk. Het is een natuurreservaat, waar niemand mag komen, want er lopen allemaal roofdieren rond. 'Maar, bent u me aan het ontvoeren?' vraag ik. De man kijkt opzij en trekt een wenkbrauw omhoog. 'Tot dat niveau zou ik me nooit verlagen', zegt hij mysterieus. 'Wat bent u dan aan het doen met me?' vraag ik. Ik ben verward. Ik snap het niet. Totaal niet. 'Ik breng je naar je baas. Dan bemoei ik me niet meer met je', zegt hij. 'Ken ik hem?' vraag ik. 'Nee', zegt hij, zonder naast zich te kijken, naar mij.

Ik besluit om te wachten. Het zal zelf wel komen aanwaaien. Ik zal het wel overleven.

Ruim twintig kilometer later komen we in een ontzettend grote koepel. Ik kan het niet schatten maar het is verschrikkelijk groot. De koepel is helemaal begroeid met hoogstwaarschijnlijk klimop. De zon schijnt door sommige delen, dan hoeven ze niet de hele tijd elektriciteit te gebruiken. Waarschijnlijk ziet het er van boven uit als een hele gewone open plek in het bos. Er staan allemaal auto's, vrachtwagens, en er staan loodsen, die er high-tech uitzien. De man zet de auto op een parkeerplaats en ik stap uit. We lopen naar een groot gebouw. 'Een verdieping omhoog, eerste deur rechts', zegt hij en houdt de deur voor me open. Ik stap erin, de deur valt achter me dicht. Trillend zit ik te kijken naar een klein bordje waarop staat:

H. G. B.

Horses and badboysTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon