Hoofdstuk 25

271 12 3
                                    

Het is nacht. Ik stap mijn bed uit om weer naar de kamer te gaan. Ik steek mijn pistool dit keer wel bij me en mijn zakmes ook. Dan heb ik plotseling het gevoel van dreigend gevaar.

Ik heb plotseling het voorgevoel dat ik mijn tas in moet pakken. Het lijkt dom, maar toch doe ik het. Je kunt nooit weten. Ik pak alles in mijn rugtas en doe de minder nuttige dingen in mijn grote reistas, voor als ik eventueel snel moet vluchten.

Ik loop naar beneden. Ik kom aan bij de paarden. Weer zorg ik ervoor dat Space en Flame mij niet zien. Ik prop het ijzerdraadje in het slot en het springt al snel open. Ik open de deur en zie een bed, wat je een bed kunt noemen, en een hoopje lichaam op de grond. Ik hoop niet dat ze overleden is. Ik loop naar het hoopje toe en prik het in de zij. Het hoopje kreunt. Gelukkig, ze is niet overleden. Ik slaak een zucht van verlichting. Ik pak het onder de oksels beet en sleur het overeind. 'Doe niet', zegt Roos, want zij is het. 'Waarom niet?' vraag ik. 'Doet pij..', Ze draait zich midden in haar zin om en slaat een hand voor haar mond, me ondertussen verbaasd aanstarend. 'Wat is er?' vraag ik verbaasd. Misschien is het bijzonder dat iemand je midden in de nacht komt halen. 'Sharo.. Danique?' vraagt ze verbaasd. Nu is het mijn beurt om verbaasd te kijken. Hoe weet ze in vredesnaam mijn echte naam? 'Roos, ik kom je helpen. Je gaat me niet tegenwerken en ik zou graag willen weten hoe je mijn echte naam weet', zeg ik streng. 'Er is verraad. We moeten hier zo snel mogelijk wegkomen. Ik weet wie je bent', zegt Roos zakelijk. Daar houd ik van. Meteen aanpakken. 'Ik weet ook wie jij bent', zeg ik. 'Kom'. Ik loop het kamertje uit. Roos loopt achter me aan en duwt de deur in het slot, alleen niet zacht genoeg.

Flame begint hard en lang te hinneken. Space valt hem bij. Meteen hoor ik gerucht boven aan de trap. Ik verschuil me bij de hoek waar diegene me niet kan zien als hij naar beneden komt. Roos verschuilt zich aan de andere kant en kruipt ineen. Hopen dat ze haar niet zien. Ik hoor zware en snelle voetstappen op de trap. Het is een grote mannelijke schaduw. Op dat moment zie ik dat Roos haar voet uitsteekt en hem tackelt. Hij valt voorover. Ik spring bovenop hem en begin te slaan op zijn slaap. Het mollige lichaam onder mij kronkelt als een gek. Het lichaam draait zich ineens om en nu zit ik bovenop zijn buik. Ik geef hem een kinnebakslag met alle kracht die ik bezit. Roos' vuist flitst en het lichaam kronkelt niet meer.

Ik stap van het lichaam af en haast me naar boven. Nooit zal ik weten wie het was. Roos volgt mijn voorbeeld. We rennen naar onze kamers en ik zie een deur naast die van mij opengaan. Ik duik mijn kamer in en pak het eerste het beste beet, wat toevallig mij rugtas met dubbele bodem is. Ik zie Olgar naar binnen duiken en geef hem een klap op zijn slaap met de rugtas die er wezen mag.

Olgar valt bewusteloos voorover. Ik stap over hem heen en doe eerst de rugtas op mijn rug. Dan doe ik snel de deur van mijn kamer op slot. Ik kijk opzij, zie Roos met bagage en wenk haar. We snelwandelen naar de deur. Er staat niemand voor en de deur is wonder boven wonder open. We stappen erdoorheen. Ik zit ondertussen een plan te bedenken, maar ieder plan loopt vast. 'Zullen we naar een hotel gaan?' vraagt Roos. 'Ja, is goed', zeg ik. 'Zullen we een taxi nemen?' vraagt Roos weer. 'Okay'. We bestellen een taxi die ons naar een hotel brengt. We boeken in. Meteen lopen we door naar onze kamer. Ik ga zitten op het linkerbed van de grote kamer. Ik gooi de rugtas op mijn bed. 'Oké, dus nu weten ze dat ze verraden zijn, wat zou het meest logische zijn dat ze nu gaan doen?' vraag ik. Roos neemt plaats op het andere bed. 'Ze gaan nu zo snel mogelijk verhuizen', zegt ze. 'Logisch, en wat kunnen wij doen om dat te verhinderen?' vraag ik moe aan haar. 'Een heleboel', zegt ze. 'We kunnen er zelf niet meer naartoe gaan', zeg ik en zucht overdreven. 'Nee, maar we kunnen de anderen wel wat laten doen', zegt Roos. 'Wat dan?' vraag ik. 'We kunnen ze bevelen om ze allemaal ineens te arresteren. Wij hoeven er in principe niks meer te doen. Sterker nog, het zou gevaarlijk zijn om ons daar te wagen', zegt Roos. 'Geweldig idee. Wie gaat er bellen?' vraag ik oprecht. 'Jij', zegt Roos. 'Oké, maar waarom hadden ze nog een agent gestuurd?' vraag ik nieuwsgierig aan haar. Ze zucht en kijkt me aan. 'Ik moest je in de gaten houden of je goed zou zijn', zegt ze. 'Wauw, en uiteindelijk ben je gepakt', zeg ik. 'Jup, maar toen was ik wel blij toen jij er was. Ik wist gewoon dat je me ging verlossen', zegt ze. Ik glimlach. 'Sorry dat ik toen zo kortaf deed, trouwens', zegt ze oprecht. 'Excuses aanvaard. We praten er niet meer over', zeg ik. 'Nu ga ik bellen'. Ik loop naar de kamerdeur. 'Waarom ga je hier niet bellen?' vraagt Roos als een lerares op school waaraan ik een hekel heb. Leraressen mogen naar Dristul verhuizen, een een of andere random planeet. 'Anders kunnen mensen erachter komen', zeg ik wijs. 'Goed zo', zegt Roos. Ik geef haar een glimlach voordat ik de deur uit loop.

Ik loop naar een telefoonhokje buiten. Ik draai het nummer en draai nog een nummer zodat ik niet afgeluisterd kan worden.

J is John.
Voor het gemak is S Sharon en niet I.

J. Met Wizard.
S. Hoi, met Danique.
J. Hallo, waarom bel je midden in de nacht?
S. Je moet zo snel mogelijk iedereen laten oppakken, er is verraad. Ik heb Roos kunnen bevrijden, en we zitten samen in een hotel. Maar ze hadden Roos' berichten onderschept en nu gaan ze verhuizen. Ik weet niet wanneer, maar ik weet de nieuwe locaties niet.
J. Mooi ik ga alles fixen. Vlieg maar terug naar je huis, je hoort nog wel van me.
S. Roos?
J. Die ook.
S. Top.
J. Goededag je mag me trouwens niet meer wekken in de nacht, want ik hou te veel van slapen, ja?
S. Ay, sir!
J. Dag!
S. Doeg.

Ik hang op. Dat is ook weer geregeld. Nu terug naar Roos. 'Ik ga terugvliegen, jij ook', zeg ik. 'Het is geregeld'. 'Mooi, ik ga dan. Ik heb al gekeken wanneer mijn vliegtuig vertrekt, hij vertrekt over een uur', zegt ze. 'Oké, ik ga ook even kijken', zeg ik en zet me op het bed neer. Roos pakt haar koffer en loopt naar de deur. 'Doei!' Ik kijk op. 'Doei!' roep ik. Dan is ze verdwenen.

Mijn vliegtuig vertrekt pas morgenochtend om twaalf uur. Tijd om te gaan slapen dus.

Horses and badboysWhere stories live. Discover now