Hoofdstuk 18

327 16 7
                                    

Ik eet pizza. Daarna ga ik douchen en naar bed, maar ik ga meteen weer op, want ik wil even de koffers goed klaarzetten. Dan realiseer ik dat ik nog moet tandenpoetsen. Met een grom ga ik naar de badkamer, poets mijn tanden en ga naar de wc. Ik ga weer terug en ik zet de koffers op de goede plek. Dan neem ik een snoekduik in bed. Ik draai me om en zet mijn wekker. Op naar de andere kant van Amerika morgen. Jippie. Hoor de sarcasme.

De volgende morgen stap ik mijn bed uit als ik de wekker vijf keer heb laten gaan. Ik heb er een verschrikkelijke geweldige hekel aan om mijn wekker te zetten en erbij wakker te worden. Voorbeeld. Zit je lekker te dromen over je crush bij mij Ronaldo. Wordt je ineens gewekt.
Huh?  Ronaldo? Oké ik ben gek. Ben ik verliefd?! Nee!

Ik zucht. Ik wist het eigenlijk allang maar ik kon het op de achtergrond houden. Wat als ik ga toegeven? Ik zak op mijn bed neer en ineens gaat de wekker weer. Rotding. Ik pak de wekker, zet hem uit en gooi hem op bed. Ik sta weer op en ga naar de badkamer en fris me op. Ik moet opschieten, want anders haal ik het vliegtuig niet. Maar één ding wel: die anderen moeten lekker naar school en ik niet! Ik steek mijn tong naar mezelf uit. Dat ziet er echt idioot uit.

Ik doe dezelfde kleren als gisteren aan en loop snel naar beneden met de koffers. Ik heb twee koffers. In de ene zitten mijn kleren en toilet spullen en de andere de rest. Plus het pistool.  Ik zet de koffers bij het gangpad neer en ga weer naar de keuken. Daar eet ik snel een ontbijt, spoel het af en zet het in de vaatwasser. Het is nu half negen en tien uur vertrekt het vliegtuig.
Ik bel de huishoudster eerst en daarna ga ik meteen naar het vliegveld.

Een dik uur later ben ik in Los Angeles. Ik ga naar een café wat eten. Het is nu twee uur in de middag. Daarna ga ik met de bus richting het adres Hungome 258. Het blijkt dichtbij het busstation te zitten. Het is een nieuwe villa. Vreemd. Ik bel aan en schuif mijn pistool dieper mijn zak in.

Flashback

'Wat doe je met dit pistool?' vraagt een douanebeambte. Met het onschuldigste en zakelijkste gezicht van de wereld haal ik mijn wapenvergunning tevoorschijn en geef hem aan de douanebeambte. Hij grijnst. 'Wanneer is je vader geboren?' vraagt hij. Staat dat op die papieren?! Ik zeg het feilloos. Na een halfuur zenuwslopend verkwist te hebben bij de douane, ben ik er eindelijk uit. Als ik dat nog moet meemaken op al die missies..

'Hallo, ik zit hier niet tegen een paspop te praten!' onderbreekt een rauwe stem mijn gedachten. Ik kijk op en kijk in een stel diarreebruine ogen. 'Nou, ik ben geen paspop', zeg ik brutaal. 'Wat doe je hier?' vraagt de man. 'Interne dienst van Vervoer en Smokkel', zeg ik fluisterend. Dat is wat ik op het laatste moment nog door had gekregen. 'Kom erin', zegt de man en opent de deur wat wijder. Ik ga naar binnen en voel een kneepje in mijn kont. Meteen draai ik me om. Mijn hand suist en geeft hem een klap. 'Doe dat niet weer', sis ik. De man kijkt verbaasd. Ik heb nu een beetje de tijd om hem in me op te nemen. Voor het geval dat. Hij heeft een slordig hemd aan met olievlekken erop en een broek die ook vol olievlekken zit. 'Wel, jij hebt wel pit hè? Dat is mooi, maar we gaan je eerst testen', zegt hij. Ik heb geen idee wat dat inhoudt, dus knik ik maar. Hij wenkt me en ik loop achter hem aan. We lopen door een lange, brede gang en we komen uit in een soort van gymzaal. Vragend kijk ik om me heen. Het is net zo groot als een gymzaal die je op school hebt. 'Jij gaat vechten tegen een hond', zegt de man. Ik kijk hem aan en frons. 'Hoezo? Kan ik niet tegen een mens vechten?' vraag ik. 'Dat is onder mijn stand'. 'Nee, dat doen we niet, want je moet de hond doden', zegt hij. Ik dacht dat ze alleen smokkelden. Ik krijg kotsneigingen. 'Hij is alleen een beetje toegetakeld', zegt de man en grijnst. Kippenvel loopt over mijn rug. Hij staat me niet aan.

Hij loopt naar een kennel en opent de deur ervan. Een haveloze bulldog komt eruit. Hij heeft bloed bij zijn neus en ziet er zielig uit, maar dat gaat al gauw weg als hij gromt.

'Wat heb je met hem gedaan?'  vraag ik vol verbazing en wijzend op het beest. 'Hij is al voor meerder tests gebruikt', zegt de man. 'Krijg ik nog een mes ofzo?' vraag ik met al het lef dat ik heb. In werkelijkheid sta ik te trillen en kijk ik angstig naar de hond. Hij komt zeker tot borsthoogte bij mij. Het is werkelijk een enorm beest. 'Hier', zegt de man en geeft me een ongeveer tien centimeter lang mes. 'Je moet "genade" roepen als het te veel wordt', zegt hij en spottend klopt hij me op de schouder. 'Loop naar de maan', zeg ik. Hij rent naar de hond en maakt hem los. Dan is hij meteen uit het gezicht verdwenen. Dit gaat mijn dood worden.

Ik neem mijn meest gevechtsachtige houding aan. De hond spreidt zijn poten en gromt diep. 'Vuile hond', sis ik. Ik weet niet eens of ik dit wel durf. Ik tril over mijn hele lichaam en het zweet loopt in stralen langs mijn rug.

Dan wordt er een vreemd gevoel van mij meester. Dit beest gaat dood en het liefst zo snel mogelijk. Dit moet je overhebben. Dit is je baan. Wil je de levens van paarden redden, dan moet je dit beest doden. Hij ziet er helemaal niet gezond uit en hij heeft volgens mij een rotleven. Ik zal hem uit zijn lijden verlossen. Voor een moment ban ik alle dierenliefde uit mijn hart. Voor een moment.

Maar op dat moment komt het monster naar me toe gerend. Diep grommend, met moordlust in zijn ogen. Ik stap opzij en steek een voet uit. De hond struikelt erover en op hetzelfde moment ga ik naar voren en steek ik toe moet alle kracht die in me zit.

Horses and badboysWhere stories live. Discover now