Hoofdstuk 21

290 15 4
                                    

Ik loop naar binnen. De kamer is precies hetzelfde als de mijne. Ik ga brutaalweg zitten op de bureaustoel die er staat. Roos loopt ook naar binnen en gaat zitten op haar bed. Ik zit ongemakkelijk rond te kijken. 'Dus wij moeten samenwerken?' vraagt Roos. 'Blijkbaar', zeg ik, terwijl ik rondkijk. 'Waarmee eigenlijk?' Roos kijkt me aan. 'We moeten de dieren verzorgen, voordat ze op transport gaan. Tenminste, ik eerst alleen, maar daar ga jij mee helpen', zegt ze. 'Kan ik geen hogere taak krijgen?' vraag ik. Ik wil wel graag te weten komen waar de baas zit, zodat ik papieren kan jatten. Dan kan ik misschien weer te weten komen waar de rest van de organisatie zit en ze ineens allemaal inrekenen. Of stukje bij beetje.

'Geen idee', antwoordt Roos op mijn vraag. 'Dat hoor je vanzelf. Maar je moet sowieso eerst je werk goed doen'.

Lekker dan.

'Ik zal me even voorstellen. Roos Bolleboos is mijn bijnaam'. Terwijl ze dit zegt, kijkt ze vreemd naar me. Ik kijk ogenschijnlijk nieuwsgierig terug. 'Bijnaam?' vraag ik. 'Ja. Eigenlijk is het Bedasto', zegt ze. Bedasto? Die naam ken ik niet. Het zal wel. 'Waarom gebruik je een bijnaam?' vraag ik ongewoon scherp. 'Ik hoef mijn naam niet aan iedereen te vertellen', snauwt ze. Haar ogen spuwen vuur. Later zou ik het pas begrijpen waarom ze een bijnaam heeft. 'Kom, ik ga je laten zien wat je moet doen', zegt Roos rustig, loopt de kamer uit en blijft daar staan. Ik loop achter haar aan en blijf op haar wachten. Dan frummelt ze in haar zak om de sleutel van haar kamer te pakken. Ze doet de kamer op slot en loopt weg. Ik wil achter haar aan lopen, maar dan zie ik iets liggen. Ik pak het op.

Het is een pasje.

Vreemd.

Ik zal er later wel naar kijken. Ik steek het pasje in mijn zak en ga achter Roos aan in versnelde looppas.

We komen in een grote kelder. Er staan stallen in en ook is er een ruimte met een zwaar eikenhouten deur ervoor. Daar moet ik nog eens een kijkje gaan nemen. Ik loop nog steeds achter Roos aan. We komen in een hoek, waar allemaal poetsspullen staan. Roos reikt me spullen aan. 'Ga het paard in box twaalf maar poetsen', zegt ze. Ik knik en loop naar box twaalf. Er staat een haveloos paard. Ze is zwart en staat er zielig bij. Ik nader en ga over de deur heen hangen om haar te aaien. Ze deinst meteen terug.

Wat hebben ze jou aangedaan? Wie waagt het om paarden wat aan te doen?!

'Kom maar, je kunt me vertrouwen', zeg ik met de liefste stem die ik heb.  Aarzelend komt ze dichterbij. 'Kom maar, lieverd', zeg ik rustig, om haar gerust te stellen. Ik kijk op het naambordje. Space heet ze. 'Kom maar, Space', zeg ik ik lief. Ze kijkt me vragend en angstig aan. Ik wordt er verdrietig van. Zo een mooi paard, en dan zo verwaarloosd! Voorzichtig ruikt ze aan mijn hand. Dan beweeg ik voorzichtig mijn hand naar haar snuit. Wonder boven wonder deinst ze niet terug. Ik aai haar zachte snuit. Zo een lief dier.

Ik open de staldeur en borstel haar voorzichtig, ondertussen lieve woorden fluisterend. Ze kalmeert er van. Ze staat niet zo gespannen meer en het maakt me rustig. Ik wist niet eens dat ik zo veel paardenliefde had. Het voelt vertrouwd om bij het dier te zijn, in dit rovershol. 'Space, ik moet gaan, anders wordt Roos wantrouwig en dat moet niet. Maar morgen kom ik terug. Ik laat je niet in de steek, lieverd', zeg ik. Ik stap de box uit, geef haar nog een aai over haar zachte snuit en loop naar het poetsspullenplekje. Daar leg ik alle attributen weer terug. 'Goed geborsteld, meid', hoor ik een stem achter me.

Meteen draai ik me om en zie Roos staan. 'Ja, dus?' zeg ik spottend. 'Dat je het goed gedaan hebt. Space krijg ik nooit schoon. Ze is gewoon té angstig', zegt Roos. 'Ze is angstig, maar ik heb het proberen te overwinnen voor haar, om haar te kunnen poetsen', zeg ik. Het is eigenlijk helemaal niet waar wat ik zeg, maar dat hoeft ze niet te weten. Ik voelde dat ze angstig was. Ik voelde dat ze hulp nodig had. Maar nu heb ik ook haar nodig. Het is apart, maar je kan het paard tegenkomen waarvan je voelt dat je gehecht aan raakt vanaf het begin. Dat was dus bij Space zo.

'Je mag haar morgen weer borstelen', zegt ze. 'Zijn er niet meer paarden dan deze?' vraag ik. 'Er zijn er hier twee, de rest zit ergens anders', zegt Roos. Ik zou nu graag willen vragen waar, maar dat zou te nieuwsgierig overkomen, dus vraag ik wat anders. 'Waar staat het andere paard?' vraag ik. 'Naast Space', zegt Roos en ze wuift naar de box van Space. Je mag morgen haar gaan bekijken, het is al laat. Je moet nog naar Olgar', zegt ze. Ik krijg al de wegrenneigingen als ik eraan denk. 'Waarom?' vraag ik. 'Omdat hij dat wil', zegt Roos kortaf.

'Jij bent chago vandaag', zeg ik. Roos opnent haar mond om iets te zeggen, maar sluit hem weer. 'Ga naar Olgar, nu. Ik doe alles hier wel', zegt ze.

'Dat kan moeilijk als ik niet weet in welke kamer hij zit', zeg ik sarcastisch. 'Hij zit in kamer vijftien', zegt Roos ongeduldig. 'Oké, bedankt', zeg ik en ik loop naar de kamer.

Ik klop aan. Olgar doet open en kijkt me begeerlijk aan. Ik krijg meteen kotsneigingen. 'Waarom moest je me hebben?' vraag ik. 'Kom er eens in', zegt Olgar en ik loop naar binnen. Meteen voel ik een hand op mijn billen. Ik draai me om en kijk in de poepogen van hem. Dan voel ik twee sterke armen om me heen en lippen op mijn lippen. Ik tril helemaal en ik kan niks doen.  Hij wil me gewoon verkrachten! Zijn hand gaan naar mijn billen en ik probeer hem van me af te duwen.

Mijn hart klopt in mijn keel en een panische angst maakt zich van me meester.

Hij is te sterk. Mijn linkerarm zit bekneld maar mijn rechterarm heb ik vrij. Ik geef hem een kaakstoot en verbreek zo de kus. Meteen haal ik heftig adem en komt een misselijk gevoel op. Het zweet loopt me over mijn rug. Ik voel zijn adem bij mijn nek en zet zijn lippen eraan. Op dat moment verslapt zijn greep.

Met mijn linkerarm, die ik nu wel kan bewegen, duw ik hem omhoog, waarmee ik zijn lippen van mijn nek afhaal. Dan geef ik hem een keihard knietje in zijn kroonjuwelen, waardoor hij een rauwe kreet slaakt en dubbelslaat. Meteen bevrijd ik mezelf en ren naar de deur, trek die open en ren de gang op. Met knikkende knieën ren ik mijn kamer binnen en draai hem op slot. Dan zak ik langs de muur naar beneden.

Er valt iets uit mijn broekzak, maar ik heb het niet door.

Dit was verschrikkelijk. Ik moet hier snel een einde aan maken, anders trek ik het niet lang meer. Maar Space dan? Waar moet die heen? Ik weet het niet. Mijn hoofd zit zo vol, dat ik niet meer wil nadenken. Er valt iets uit mijn broekzak, en ik kijk opzij.

Het is het pasje.

Het pasje dat ik herken.

Van de H.G.B!

Met een foto van Roos erop!

Horses and badboysTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang