Hoofdstuk 17

130 15 2
                                    

POV Dyla

Ik kijk naar het snel stromende water dat tegen de boeg omhoog spettert.
Zoute druppels vallen op mijn gezicht. Nadat Meindert had verteld dat we
Naar Fenrin gingen heb ik hem, en Cemal, gesmeekt om naar Atla te gaan. Om Laura op te zoeken. Ze weigerden allebei. Ik bleef door smeken, en door smeken, en door smeken. Meindert had me een waarschuwing gegeven, maar ik ging door. Ik kan de harde klap van Cemal nog steeds op mijn gezicht voelen.
Nu zitten we op een schip, op weg naar Nieuw-Fenrin. Cemal is druk aan het praten met Samir, die volgens mij de admiraal van Jenava is. Meindert let op de rest van het schip,de matrozen enzo.
Omdat de reis zo ontzettend lang duurt, en zo ontzettend saai is, heb ik besloten op de boeg te gaan zitten.
En dan heb ik het niet over de voorplecht, maar over de kluiverboom.
Dat is de lange balk die vooruit steekt, en soms mee beweegt met de wind.
In de eerste instantie keek iedereen me raar aan toen ik daar op klom, als je er af valt en onder de boot komt dan ben je bijna zeker dood, maar na een kwartiertje was het niet meer zo interessant.
Ik had het nooit gedurfd als ik in "de echte wereld" dit niet ook had gedaan. Ook op een schip. Misschien iets kleiner dan hetgeen waar ik nu op vaar, maar bijna hetzelfde. Nu zit ik hier, kijkend naar de zee die voor ons ligt en half nat van het op spetterende zee water.
Oh Laura, wat moet ik doen? Ik kan hier niet weg! Hoe moet ik in hemelsnaam op Atla komen?! Na een tijdje zo gedacht te hebben maak ik een besluit, ik ga springen. Zodra we langs Atla varen spring ik van de boot af en zwem er naar toe. Ja, dat ga ik doen. Ik kijk achterom het dek op en zie Meindert naar me kijken, snel kijk ik weer vooruit. En dan zie ik het, daar in de verte, dat kleine stipje, dat moet Atla zijn!
Opeens hoor ik iemand mijn naam roepen vanaf het dek, en met een zucht draai ik me om. Het is Meindert. Voorzichtig klim ik terug het schip op en loop op hem af.
'Wat is er?' Vraag ik
'Ga je kajuit in' zegt hij bars
Ik kijk hem verward aan, hoezo dat?
'Maar..' begin ik.
'Ga.je.kajuit.in'
Ik bijt even op mijn lip en heb voor de zoveelste keer weer zin om hem de huid vol te schelden, maar mijn half-blauwe oog weerhoud me.
Boos draai ik me om en loop het wankele trapje af en het ruim in.
Hoe kan Meindert in hemelsnaam weten dat ik wou springen?!? Was het zo duidelijk? Ik loop langs de stinkende hangmatten van de matrozen, en ben toch wel blij dat ik een eigen kajuit heb.
Opeens zie ik vanuit mijn ooghoek iemand bewegen. Gek, eigenlijk is iedereen nu op het dek.
Zonder er veel aandacht aan te besteden loop ik mijn kajuit in en trek de deur dicht. Het is geen grote kajuit, maar beter dan niks. Het heeft een klein bed, een wc en een kist voor kleren. Opeens hoor ik achter me gekraak en ik draai me bliksem snel om. Niemand. Het kwam van de deur, en langzaam duw ik hem open. Hij is dicht. Ik duw nu met al mijn gewicht. Iemand heeft hem van buiten op slot gedaan.
Eigenlijk wil ik nu hard gaan schreeuwen tot er iemand komt, maar dat zou me niet erg ver brengen.
Geërgerd schop ik tegen de deur, waar ik meteen spijt van heb. De deur is hard, mijn voet niet. Met een zucht ga ik op het bed zitten. Door het kleine ronde raampje kan ik Atla steeds dichterbij zien komen. Ik kan niks doen dan kijken als we langs het grote eiland varen. Ergens op dat eiland zit Laura, en ik heb mijn kans om haar te vinden verspilt.

Pas als de eilanden van Nieuw-Fenrin in zicht komen word de deur opengemaakt. Door wie, geen idee, de persoon was al weg toen ik de deur open deed.
Met een zo neutraal mogelijk gezicht loop ik het dek weer op. Eigenlijk is er in al die uren niks verandert, behalve dat Meindert nu met Cemal staat te praten en Samir bevelen aan het geven is. Zodra Cemal mij ziet wenkt hij mij, snel loop ik de kleine trap naar het verhoogde achterdek op.
'Koning?' Vraag ik
Eigenlijk had ik me de eerste dag in Jenava al voorgenomen Cemal geen koning te noemen, omdat hij zo'n eikel is, maar omdat dat een van de redenen was dat ik een half-blauw oog heb lijkt het me nu niet zo slim.
'Ga je wapenuitrusting aantrekken, over een uur komen we aan in
Nieuw-Fenrin.'
Met een knikje loop ik het achterdek af, het ruim weer in, en mijn kajuit weer in. Ik open de kist en pak daar het zware pakket uit. Alles zit in een doek gewikkeld, zodat het bij elkaar blijft.
Ik leg het pakket op mijn bed en sla het voorzichtig open. Een glimmend harnas komt tevoorschijn, samen met een kort zwaard, in een holster, en een flink stel werpmessen. Als eerst pak ik het zwaard op, het is licht, licht genoeg om makkelijk te kunne optillen. Als ik het uit het holster haal maakt het een scherp geluid. Het is een simpel zwaardje, en ik stop hem weer terug in het holster. Daarna pak ik een voor een de werpmessen op. Ze zijn mooi gevormd en liggen lekker in de hand, als ik met mijn vinger langs het blad ga trek ik hem meteen terug, rood bloed zwelt op uit een klein sneetje, de messen zijn vlijmscherp.
Ik leg ook de messen terug en begin met het aantrekken van mijn harnas, het bedekt niet zoals in Minecraft mijn hele lichaam, maar vooral mijn bovenlichaam. Als ik de borstplaat eindelijk over mijn hoofd gesjord heb haak ik mijn zwaard aan mijn riem, samen met mijn werpmessen.
Dan maak ik een losse staart van het elastiekje dat ik nog steeds bij me heb.
Ik loop het dek weer op en daar staat Cemal in volle bepantsering, hoe heeft hij dat zo snel geflikt?! Ook Meindert staat naast hem in het volle harnas.
Ik kan de haven van Fenrin vanaf hier al zien en kijk nieuwsgierig naar het eiland, of eigenlijk, eilanden. Van Laura weet ik dat het uit drie eilanden bestaat, waarvan een, denk ik, het broederschapseiland is.
Als Meindert mij ziet loopt hij met snelle passen op mij af.
'Als we straks op Nieuw-Fenrin zijn ben je een vervanging van de koninklijke wacht, ken je die?'
Ik knik.
'Je gaat je dus ook zo gedragen!'
Weer knik ik, waarop Meindert ook tevreden knikt.
We varen nu langzaam de haven in, waar een paar mensen ons op staan te wachten.
Iedereen is druk in de weer met touwen en stootkussen, terwijl ik doodstil naast Meindert en Cemal sta.
Als de loopplank word uitgeschoven loopt Cemal er als eerste vanaf, gevolgd door Meindert en mij.
Op de kant staat een bejaarde man, en een paar Fenrins.
De bejaarde man maakt een stroeve buiging voor Cemal.
'Gegroet, koning van Jenava' prevelt hij
'En wie bent u?' Vraagt Cemal.
'Ik ben Han, ik kom u naar de troonzaal brengen'
Cemal trekt zijn wenkbrauwen op
'Voelde de keizer zich te hoog om ons persoonlijk op te halen?' Zegt hij met een sarcastische ondertoon.
'Keizer Jurgen heeft het momenteel erg druk'
Cemal kijkt Han met een geïrriteerd gezicht aan, maar draait zich dan om naar Samir, die ondertussen ook van de boot afgekomen is.
'Admiraal Samir, ik wil 4 man mee, de rest blijft hier, we laten weten waneer we vertrekken'
Met een knikje draait Samir zich om en loopt de boot weer op.
Cemal went zich weer tot de oude man
'Gaat u ons voor?' Vraagt Cemal met een handgebaar naar het pad, en de oude man begint te lopen.
We lopen het pad af, ik, Meindert, Cemal, Han , een groepje Jenavanen en een groepje Fenrins.
Meindert houd me van opzij scherp in de gaten, maar ik kijk alleen nieuwsgierig in de rondte. Op de boot had ik een ontsnappingsplan vanaf Fenrin al uitgesloten, waar zou ik naartoe moeten vluchten? We zitten op een eiland! En volgens mij kunnen een paar mensen hier zelfs in weerwolven veranderen, en ik zou die niet graag achter me aan willen.
In de verte zie ik al een grote stad, waar het brede pad waar wij nu over lopen heen leidt.
Een ander groepje Fenrins komt ons tegemoet, bijna ongemerkt slaan ze van het pad af richting een klein gebouw wat verdacht veel op een station lijkt.
Vanuit het niets hoor ik iemand mijn naam roepen.
'Dyla!' Roept een bekende stem.
Het komt vanuit de groep Fenrins en met een ruk sta ik stil.
Daar staat ze, Laura.
Een paar seconden kijken we elkaar in de ogen, dan word ze mee gesleurd.
'Laura!!!' Schreeuw ik, en ren in haar richting, maar een hand omklemt mijn pols. Ik geef een zo hard mogelijke ruk, maar de persoon laat niet los.
'LAURA!!' Schreeuw ik nu nog harder, en trek nu met al mijn kracht.
Het voelt alsof mijn pols elk moment uit de kom kan schieten, maar ik blijf trekken.
Opeens grijpt een hand me bij mijn schouder en draait me om.
Een klap in mijn gezicht, en een brandende pijn.
Ook al worden mijn schouders stevig vastgehouden draai ik zover mogelijk met mijn hoofd naar achter, om nog een keer in met Laura oog contact te maken voor ze het station in verdwijnt.
Met tranen in mijn ogen zie ik dat zij ook naar mij kijkt, tot ze het station in word gesleurd.
Moedeloos draai ik me naar de persoon toe die me vast heeft.
Meindert.
Hij was ook degen die me sloeg.
'Als je nog een keer zoiets flikt rolt je kop, begrepen?!' Sist hij
Angstig knik ik.
De groep is ondertussen gewoon doorgelopen, en loopt al een stuk voor ons.
Meindert geeft me een harde duw vooruit, en met zijn hand stevig om mijn arm halen we de groep weer in.
Laura was hier, Laura was al die tijd hier. En ik heb weer een kans om haar terug te zien laten schieten. Weer.

Pampampampaaaaam.. Hoe vinden jullie het? Ik hoop een beetje leuk... ik in elk geval wel;-) (dat klonk veel egoïstischer dan ik in gedachte had)

Gescheiden Where stories live. Discover now