Hoofdstuk 21

171 14 42
                                    

POV Dyla

Geweldig. Ge.wel.dig.
Nu trek ik Abby mee naar Jenava....als gevangene.
Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan! Ik had Abby nog beter moeten waarschuwen! In Jenava is ze niet veilig, op Atla gebeurt er tenminste niets!
We zitten weer in een soort cel, het lijkt verdacht veel op degene waarin ik het eerst naar Jenava ging.
Ik hou een natte doek tegen mijn voorhoofd, Timon heeft die net gebracht. Abby zit stilletjes naast me, haar hoofd op mijn schouder. Ik denk dat ze slaapt, wat niet zo heel gek is.
Vannacht hebben we max 2 uur geslapen. Ondanks dat ben ik niet moe, hoe zou ik moe kunnen zijn!? We zijn op weg naar Jenava voor een vreselijke dood?!
Ik heb Abby ervan kunnen overtuigen dat Cemal alleen maar dreigde, dat ik ons er wel uit zou praten, maar de waarheid is dat dat me waarschijnlijk niet gaat lukken..
Gelukkig kan ik best overtuigend zijn, ook al betekend het dat ik tegen Abby lieg.
In mijn hoofd probeer ik een plan te bedenken, maar het lawaai van het schip verstoord mijn gedachtes. Niet dat ik anders wel een plan had kunnen bedenken. Het enige wat me te binnen schiet is ontsnappen, en we weten allemaal hoe goed dat altijd afloopt.
Ik hoor wat geschreeuw op het dek en voel dat we vaart minderen.
Hoe kunnen we nu al in oud-Jenava zijn?!? Hoe kan dat!?!
Ik hoor de stem van Meindert die bevelen schreeuwen. Opeens is er een harde klap waardoor ik en Abby allebei opzij vallen. Meteen is ze wakker.
'Wat was dat?' Zegt ze met groten ogen
'Ik weet het niet' antwoord ik
Ik ga staan en kijk door het raampje in de deur, de hele bemanning staat op het dek, rennend en met touwen gooiend. Opeens is er nog een klap, waardoor ik en Abby weer omvallen. Er klinkt nog meer geschreeuw op het dek en we horen een heleboel geplons.
'Zijn ze er nou af aan het springen?' vraag Abby verbaast.
Ik kijk door het raampje en ze heeft gelijk, er staan nog maar een paar mensen op het dek, die allemaal klaar staan om te springen.
Er is nog een harde klap, en het schip begint te kantelen
'We zinken!' Schreeuw ik uit als ik het besef.
'Waarom komt er niemand voor ons?!' Vraag Abby paniekerig.
Ik zeg het niet hardop, maar ik weet het antwoord.
Omdat wij overbodig zijn.
Abby begint op de deur te rammen en om hulp te schreeuwen, ik ga naast haar staan en begin ook op de deur te rammen.
Opeens zakt het schip een heel stuk naar beneden, waardoor we allebei keihard beginnen te gillen, en het water stroomt door de spleten van de deur naar binnen.
'WE GAAN VERDRINKEN!' schreeuwt Abby
'BLIJF KALM!' Schreeuw ik terug.
'HOE MOET IK IN HEMELSNAAM KALM BLIJVEN?!'
'WEET IK VEEL!'
Weer zinkt het schip een stuk naar beneden. Paniekerig kijk ik om me heen, en dan merk ik het piepkleine raampje. Ik snel er naartoe en zie alleen maar water, wat beteken dat de boot gezonken is. Met twee stoten van mijn elleboog is het dikke glas stuk, en het water stroomt naar binnen.
'WAT HEB JE GEDAAN!?! NU GA...' begint Abby weer, maar ik onderbreek haar.
'Luister goed, dit is wat we gaan doen : We blijven kalm tot het water voorbij het raampje gestegen is en er geen water meer naar binnen stroomt, en dan zwemmen we er doorheen!'
'Hoe passen we ooit daar doorheen?!'
'We hebben geen andere keus'
De volgende minuut probeer ik Abby rustig te houden door samen met haar adem te halen. 3 seconde in. 5 seconden vasthouden, 8 seconden uit.
Binnen 1 minuut is de kamer gevuld, en staan we tot onze kin in het water.
'Ga jij maar eerst' zeg ik tegen Abby, ze knikt, neemt een paar keer diep adem en wurmt zich door het raampje. Ik duw haar vanachter waardoor ze er doorheen plopt en snel naar boven zwemt en uit mijn zicht verdwijnt.
Oke nu ik, ik kan dit, gewoon rustig blijven. Ook ik neem een paar teugen diep adem en ga met gestrekte armen door het raampje. Bij mijn ellebogen blijf ik vastzitten, maar ik druk me er doorheen. Ik ben er half uit als mijn heupen blijven steken. Ik trek zo hard ik kan maar ik kom niet los en raak in paniek. Ik wil om hulp roepen en de lucht ontsnapt uit mijn longen. Angstig spartel ik, terwijl mijn longen zich langzaam vullen met het zoute water. Opeens zwemt Abby voor me, en met een paar trekken ben ik los. Ik zwem zo snel mogelijk naar boven en hap maar adem, waardoor ik het zeewater door slik, en begin hard te hoesten.
Abby klopt me al zwemmend op mijn rug. Als ik weer op adem ben zwemmen we langzaam naar de kust, goed er op lettend dat we geen Jenavanen tegenkomen, maar die zijn niet te zien. Op het strand blijven we even zitten. Ik moet echt aan mijn conditie werken.
Dan besluiten we te gaan lopen, en nog half nat en vol met zand lopen we de bossen in.

Gescheiden Where stories live. Discover now