Hoofstuk 19

152 16 8
                                    

POV Dyla

Ik bijt op mijn lip om de tranen te verdringen. We lopen weer in de groep en gaan door de poort de stad in.
Toen we weer in de groep kwamen deed Cemal niks anders dan een blik op mij werpen en hij liep weer verder. Nu lopen we op de weg tussen de huizen. Oke, ik moet toe geven, dit ziet er heel mooi uit. Een soort van Japanse stijl, met de grote bomen met roze blaadjes en de huizen met kromme en uitstekende daken en shit.
Maar toch is Jenava indrukwekkender. Ondanks de prachtige stad zijn mijn gedachte nog steeds bij Laura, waar zou ze nu naar toe zijn? Het leek op een soort ingang naar een ondergronds station, en voor zo ver ik weet heeft Nieuw-Fenrin alleen een railway naar Atla, omdat dat dichtbij ligt. Ik heb veel zin om nu terug te rennen, om Laura in te halen en met haar te praten over alle dingen die gebeurt zijn, maar dat lijkt me niet zo goed idee, aangezien alle Jenavanen een woede probleem blijken te hebben. Dus ik loop maar met mijn blik op de grond gericht achter Cemal aan, die met snelle passen Han volgt.
We lopen een groot gebouw in, wat niks anders kan zijn dan de troonzaal.
Daar zit een man op de troon, dat moet keizer Jurgen zijn.
'Koning Cemal!' Begroet Jurgen 'Het spijt me dat ik niet zelf kon komen, ik moest nog wat dingen afhandelen'
Ik kan er niks aan doen dat mijn gedachtes meteen naar Laura schieten. Wat hebben ze met haar gedaan?!
'Koning Jurgen!' Begroet Cemal terug.
Het was mij al eerder, in een livestream, opgevallen dat Cemal hem koning noemt, en geen keizer.
Waarschijnlijk voelt hij zich daar te hoog voor, of hij weet het gewoon niet, of iedereen noemt hem gewoon koning behalve de Fenrins zelf en ik ben gewoon dom.
Waarschijnlijk het laatste...

Na een super saai gesprek laat ik me op het bed vallen. Na een ellenlang gesprek tussen Cemal en Jurgen, waarbij ik de hele tijd stilletjes recht op moet staan, ben ik naar een kamer gebracht. De kamer is vrij klein en hij is primitief ingericht maar hij heeft wel alles wat je nodig hebt. Een bed, een kleine badkamer en een kledingkast. Helaas zit er een gat in het raam waardoor het ijskoud is. Geweldig. Ik loop naar de kledingkast, ik ben eigenlijk wel benieuwd welke kleding erin zit. Tot nu toe heb ik geen speciale kleding gezien.. of wacht.... jawel, volgens mij heb ik een Samurai gezien, maar dat weet ik niet zeker.
Ik trek de deur open en kijk in de lege kast. Vreemd, waarom zou je een lege klerenkast hebben? Aan de binnenkant van de deur zit iets wat lijkt op een kapotte spiegel. Ook vreemd.
Opeens word er op de deur geklopt en geschrokken zet ik een stap achteruit. Meindert komt binnen, ik had het kunnen weten.
Hij kijkt snel de kamer rond voordat hij begint te praten.
'Morgen vroeg vertrekken we weer naar Jenava, zorg dat je klaarstaat'
Voordat ik antwoord kan geven is de deur alweer dicht. Kan het nog abrupter? Ik kijk weer in de gebroken spiegel. Voor het eerst in wat een ongelofelijk lange tijd lijkt zie ik mijn eigen gezicht weer. Zwarte kringen om mijn ogen, waarvan een blauw is, pluizig haar en viezig gezicht. Wat zie ik er toch charmant uit. Ik doe de deur van de kast dicht en ga op het bed liggen. Fijn. Morgen weer vroeg op. Hebben ze hier ook iets als weekend? En met die gedacht val ik, ondanks de koude wind, in slaap.

Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero. Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero.' Een groot zwarte gedaante daar voor me, twee witte lichten schijnen uit de plekken waar eigenlijk de ogen zouden moeten zitten 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero.' De grote gedaante komt op me af 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero!' Ik deins achteruit 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero.' Het licht uit de ogen word steeds feller en de stem harder. 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero!' Ik wil gillen maar er komt geen geluid uit mijn keel 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero!' Het witte licht is verblindend aan mijn ogen 'Die ihliba tei prisenda pas, en tero lan hero.' Ik probeer nog steeds te gillen en op eens komt er geluid uit mijn keel. Meteen voel ik iets in mijn hoofd en alles word zwart.

Met een gesmoorde kreet veer ik overeind, mijn lichaam nat van het zweet en mijn handen bibberen. Angstig kijk ik om me heen, en ontspan een beetje. Ik zit in de kamer waar ik in slaap ben gevallen, er is niks gebeurt. Met een zucht laat ik me weer achterover zakken, mijn ademhaling trilt en mijn benen voelen zwak. Wat is er gebeurd? Een nachtmerrie? Ik kan het me niet echt meer herinneren, behalve een verblindend licht. Dat heb ik altijd met dromen, vooral met nachtmerries.
Slaperig wrijf ik in mijn ogen, het enige licht komt van de grote maan die door het raam schijnt. Ik weet nu al dat ik niet meer zal kunnen slapen. Fijn! Nu ben ik morgen super moe!
Ik ga op de rand van het bed zitten en huiver door de koude wind. Mijn blik glijd naar het raam en opeens heb ik een besluit genomen.
Ik ga ontsnappen.
Ik sta op en loop naar het raam. Ik leun over de rand en kijk naar buiten. Een groot stuk van het raam staat een grote boom, te ver om te springen, maar een lange tak steekt richting het raam.
Het is niet dat ik hoogtevrees heb, maar ik weet zeker dat die tak mij niet gaat houden. Ik mag dan wel redelijk sterk zijn, maar daardoor ben ik ook zeker niet de lichtste.....
Ik kijk naar beneden, het is hoog, erg hoog om te springen, maar wat moet ik anders? Ik heb vaak geoefend met landen als ik ergens uit sprong, en mijn benen zijn best sterk, voornamelijk omdat een vriendin van mij altijd op mijn rug zat.
Ik draai me weer om naar de kamer en bijt even op me lip. Wat kan ik het best doen? Natuurlijk.....het meest classy idee ever.... lakens. Zo zachtjes mogelijk pak ik mijn lakens, het zijn er twee. Ik maak een grote knoop met de twee uiteinden en bind een van de lakens aan een van de bed poten, degene die het dichts bij het raam staat. Ik gooi de rest door het raam. Ik kijk weer naar buiten, het laken komt maar een en een half meter omlag hangt. Ik denk dat de muur ongeveer 4 meter is, of zelfs hoger.
Ik kijk nog een keer de kamer rond, en mijn oog valt op een donkere hoop in de hoek. Ik loop er naar toe. Het is een stapel kleren met glas ertussen. Hoe komen die kleren tussen het glas? Of het glas tussen die kleren?
Dan pas valt het me op dat ik lichte kleren aan heb, wat in het donker niet zo gunstig is. Heel donkere kleren liggen er niet in, maar een grijze trui en een grijze broek zijn beter dan een wit shirt en een lichtbruine broek. Mijn zwarte schoenen hou ik aan. Ook stop ik het notitieboekje en potlood, wat ik nog steeds bij me heb, in de zak van mijn donkere broek.
Als ik me omgekleed heb klim ik met en been over het venster. Ik haal diep adem, het is toch wel redelijk hoog. Ik zwaai ook mijn andere been over het venster en hou me stevig vast aan de zijkant. Het is lastig te zien in het donker, en dat maakt het nog enger dan het normaal zou zijn. Ik haal nog een keer diep adem en pak het laken. Voorzichtig laat ik mezelf van het venster glijden en zet mijn voeten tegen de muur. Langzaam laat ik mezelf naar beneden glijden, tot ik nog maar een paar centimeter laken overheb.
'Oke Dyla, je kan dit' zeg ik zacht tegen mezelf.
Ik kijk nog een keer naar beneden en spring.
Een paar seconden zweef ik door de lucht, dan klap ik op de grond.
Ik laat me door mijn knieën zakken, maar de klap is alsnog groot en pijnlijk.
Met een zachte kreun sta ik op. Mijn enkel doet pijn, maar ik moet snel verder. Ik loop snel door de straatjes, richting de grote muur. Er loopt niemand door de straten. Dat is niet zo raar, het is over middernacht.
Ik sluip langs de huizen tot ik bij de muur komt. Hij is hoog en glad. Hier kom ik nooit op, of tenminste, niet hier. Ik volg de muur en probeer in de schaduw te blijven, ondanks dat ik bijna niemand zie. Boven me hoor ik soms wel mensen over de muur lopen.
Opeens zie ik in de verte een poort in de muur, en begin langzamer te lopen. Natuurlijk staan daar wel twee soldaten voor. Natuurlijk. Ik loop een stukje van de muur weg en kijk vanaf achter een huisje naar de twee mannen voor de poort. Hoe moet ik daar in hemels naam voorbij komen?! Dat moment klinkt ervandoor een steegje tegenover mij een ontzettend lawaai. Ik stap geschrokken een paar stappen achteruit. Ik hoor de mannen wat tegen elkaar zeggen en ze rennen richting de steeg. Ik denk niet na, ik doe het gewoon. Zodra de mannen in de steeg tegenover me zijn ren ik zo geluidloos mogelijk door de poort naar buiten. Hoeveel geluk kan je hebben?! Ik blijf rennen tot ik achter een boom sta. Hijgend blijf ik daarachter staan. God, ik moet echt wat aan mijn conditie doen. Nu kijken hoe ik hier weg kom..

Gescheiden Onde histórias criam vida. Descubra agora