Zesentwintig

457 29 2
                                    

Effe kleine mededeling: ik heb het eind van het boek al geschreven en er komen maar een paar hoofdstukjes. Daarna nog de bonus waar ik nu aan werk. Veel plezier met dit hoofdstukje! Maar volg wel goed, alles is belangrijk!!

-

REMUS!!
Ik neem snel al mijn kleren en spurt de kamer uit. Ik duw allemaal mensen aan de kant en baan me een weg naar de voordeur. Ik kom buiten en het giet. Overal waar je kijkt zie je regen. Het is verschrikkelijk weer. Ik loop naar het voetpad en zie dan verderop een jongen. Ik loop naar hem toe en zie tot mijn opluchting dat het Remus is. Hij wandelt met zijn rug van mij. Ik denk aan de droom van het ziekenhuis. Er ging iets ergs gebeuren als ik niet achter hem aan ging lopen, spookt er door mijn hoofd. Ik versnel mijn pas en kijk omhoog. Remus staat op punt over te steken. Oversteken... Ik schrik en begin te lopen. Hij stapt van de stoeprand en ik schreeuw zijn naam. Ik loop zo snel als ik kan naar hem toe. Hij draait zich verbaasd om en dan zie ik de lichten van een wagen op hem schijnen. De wagen toetert. Ik sprint het laatste stukje en beuk hem neer, net als de auto aan volle snelheid achter mij passeert. Ik lig op Remus, halfnaakt, op straat, in de gietende regen. Dan voel ik een steek in mijn bovenbeen. Ik draai me om zodat ik op mijn rug lig en ik slaak een gilletje van de pijn die ik voel aan mijn been. Ik sluit mijn ogen en knijp ze dicht. Ik heb nog nooit zoveel pijn gehad! Remus hapt naar adem. 'T- thom?' Stottert hij. Dan wordt alles zwart.

-

'Het spijt me. Jullie moesten eigenlijk al twee uur weg zijn. Als hij wakker wordt, laat ik meteen iets weten,' hoor ik een formele stem zeggen. Ik knipper en voel iemand mijn hand pakken. 'Thomas?' Papa... Ik knipper nog een paar keer en zie dan een wazig beeld van mijn vader. Naast hem staan nog twee mensen. Een ervan herken ik ook: Remus. 'Hey,' mompel ik. Ik zie alles wat scherper en zie dat ik in een ziekenhuiskamer lig. De dokter doet wat dingen met de apparatuur naast mij en Remus en mijn vader staan aan mijn bed. 'Gaat het een beetje?' Vraagt mijn papa. 'Thomas, kan je vertellen wat je nog herinnert van de avond?' Vraagt de dokter. Ik zucht. Alle beelden komen terug en ik sluit mijn ogen. Ik heb hoofdpijn. Ik begin te vertellen, maar hou mijn ogen gesloten. 'Goed. Bedankt. Hoe voel je je nu?' Ik open mijn ogen. 'Hoofdpijn en moe,' antwoord ik. De dokter knikt en schrijft wat dingen op op zijn blad. 'De hoofdpijn komt omdat je tamelijk veel bloed hebt verloren en je lichaam probeert te herstellen. De vermoeidheid komt gewoonweg door de ervaring. Weet je wat je hebt of heb je nog niets gezien?' Vraagt hij. Ik kijk hem vragend aan en frons. 'Wat bedoelt u?' Vraag ik. Hij kucht en kijkt naar mijn vader. Ik kijk naar papa en hij heeft tranen in zijn ogen. Remus staart wat naar mijn bed. 'Meneer, misschien moet u het best vertellen,' zegt de dokter. Daarna gaat hij de kamer uit. Ik kijk naar mijn papa. 'Wat is er?' Vraag ik. Hij snikt. 'Kijk naar je benen, zoon,' mompelt hij. Ik frons en kijk naar de plek waar mijn beide benen moeten liggen. Tranen schieten in mijn ogen als ik zie wat er op het bed ligt... Ik voel de tranen van mijn wangen stromen.

Op het ziekenhuisbed met lichtblauwe lakens ligt mijn linkerbeen in het gips. Enkel mijn linkerbeen. Van mijn rechterbeen blijft maar een half bovenbeen over. De rest ligt er niet meer. Ik ben dus mijn been kwijt geraakt.

Papa pakt mijn hand en huilt met mij mee. Remus zit op de rand van mijn bed en kijkt me vol medeleven aan, maar er zit nog iets anders in zijn ogen: schuld. Ik vraag even dat papa de kamer verlaat en Remus komt dichterbij zitten. 'Sorry,' fluistert hij. Er rolt een traan over zijn wang. 'Ik had daar moeten liggen, dat weet jij even goed,' zegt hij stil. Ik schud mijn hoofd. 'Thomas,' zucht hij. 'We hadden beide dezelfde droom: jij zou niet achter mij aanlopen en ik zou in coma belanden. Ik lig liever in coma dan dat jij je b- been kwijt bent!' Hij wordt kwaad. Ik neem zijn hand vast en draai cirkeltjes met mijn duim. 'Ik lig liever hier dan dat ik jou misschien nooit meer zou kunnen spreken,' zeg ik. We glimlachen beide. De dokter komt terug binnen met een verpleegster en ik zucht. Ik meende wat ik zei. Ik zou mezelf nooit vergeven dat ik Remus in coma zou hebben gelegd. Dit is beter...

-

Laat me please weten wat jullie ervan vinden: ik heb het snel bedacht tijdens het schrijven en nu ik het boek afheb, is het beter dan wat ik eerst in gedachten had. Sorry voor iedereen die dit niet leuk vind! Kusjes

Dreaming -bxb-Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu