Chapter 20

2.2K 156 10
                                    


Chapter 20

Tergend langzaam dringt de pijn terug. Het is alsof ik wakker word van een slaap die duizend jaren duurt. Zoals het sprookje van de schone slaapster. Alleen ik weet wel beter. Ik weet dat ik geen honderd jaar heb geslapen en geen prins me wakker kust. Want die bestaat jammer genoeg niet.

Ik probeer met al mijn kracht mijn ogen te openen maar ik heb daar geen energie voor. Betekend dit dat ik dood ben? Is dit hoe de dood voelt? Een zwart donker koud gat?

Eindelijk, gaan mijn ogen een beetje open. Alles is nog wazig. Ik heb nu pas door dat ik op een stoel zit. Mijn hoofd zakt naar beneden, mijn ogen spotten mijn handen die stevig aan de stoel vastgebonden zijn.

Ik beweeg mijn handen en probeer ze uit de touwen te krijgen. Staan kan ook niet want mijn hele lichaam zit vastgebonden aan de stoel. De paniek slaat toen en mijn handen trekken aan de touwen. Er steken kleine slangetjes uit mijn armen die rode vloeistof vervoeren. Ik herken het. Dit gebruiken ze ook altijd in het ziekenhuis om mensen bloed toe te dienen.

"Je bent wakker." Klinkt een vreemd bekende stem aan de andere kant van de kamer. Ik knipper met mijn ogen en probeer de vage schim tot een persoon te vormen. De geur van verrotting hangt in de kamer en laat mijn voedsel bijna omhoog komen.

"Waar ben ik?" Mijn stem klinkt vreselijk schor en zwak. Maar zo voel ik me ook. Het lijkt wel of die slangetjes mijn energie uit me zuigen.

Het gestalte, dat eerst tegen de muur geleund stond, loopt nu mijn richting op. Ik kan zijn gezicht niet zien door de weinige verlichting in de kamer, maar hij komt me akelig bekent voor. Ik deins terug, zover dat kan als je vastgebonden zit aan een stoel. "Ik snap dat je veel vragen hebt, Clarice, maar stel dan wel de goede."

Paniekerig begin ik weer aan de touwen om mijn handen te trekken als de man nog een stap dichterbij zet. "Wat is dit?" Vraag ik paniekerig.

De man lacht. "Je kent het wel, het helpt mensen met bloed tekort. Als ze het gebruiken mensen bloed te geven kunnen ze het dus ook afnemen." Hij tikt tegen het apparaat dat naast me staat waar een zak aan hangt met mijn bloed. Waar hebben z emijn bloed voor nodig?

De deur aan het einde van de kamer gaat open waardoor het velle licht van de gang mijn ogen laat branden. Maar ook het gezicht van de man voor me verlicht. Ik herken hem direct. Jefferey. Die weerwolf uit het bos. Helaas kan ik het gestalte in de deuropening niet zien.

"Ik zou nu maar stoppen met bloed afnemen anders sterft ze nog." Klinkt een kille mannenstem.

Het is allemaal te verwarrend om op te vatten, vooral omdat mijn hoofd loodzwaar aanvoelt en ik elk moment van mijn stokje kan gaan. Het beeld kleurt weer wazig.

"Ik laat me echt niet door jou vertellen wat ik moet doen." Reageerd Jefferey kil. Het is duidelijk te horen dat hij niet blij is dat hij gecommandeerd word. Mijn ogen glijden de kamer over op zoek naar iets om mezelf mee los te maken. Alleen als ik al iets vond dan nog zou ik niet instaat zijn mezelf los te maken. Mijn benen, handen armen en middel zitten vastgebonden aan de houten stoel. Mijn beeld word steeds waziger en het begint steeds moelijker te worden me te concentreren.

"Ik zou het maar doen want als ze dood is word het wel heel moeilijk haar in te zetten." snauwt de man die in de deuropening staat. Zijn schaduw maakt strepen op de houten vloer.

Dat laat Jefferey zijn besluit nemen want met een ruk trekt hij de slangetjes uit mijn arm wat mij en zwakke gil laat produceren. Met de nadruk op zwak. Je kan het amper een gil noemen. Zo zwak was het piepende geluidje uit mijn mond. Ik wist dat ik niet de sterkste was maar dat ik zo zwak zou zijn had ik echt niet had verwacht. Ik voel me zo machteloos op dit moment.

Jefferey snijd de touwen van mijn polsen af maar ik ben niet van plan ze te bewegen. Daar heb ik de kracht niet voor. Ik ben vast te veel bloed verloren.

"Breng haar maar naar die heks. Zij weet vast wat te doen."

"Wat? Naar de gevangene?" Vraagt Jefferey verbaast. "Denk je niet dat dat juist voor nog meer problemen kan gaan zorgen?"

"Dit zijn niet mijn orders, Jefferey"

Jefferey mopperd wat maar gaat er niet tegenin. "Wat jij wilt." mompeld hij. Hij loopt de deur uit en stoot zijn schouder met opzet tegen de man aan. Die echter niet naar achter deinsd. Hij laat het allemaal maar over zich heen komen.

Als Jefferey de ruimte verlaten heeft richt de man zijn aandacht op mij en laat zijn ogen onderzoekend over me heen glijden. "Zo, dus jij bent het dus. De oplossing voor alles."

Ik kijk hem verward aan en met al het beetje kracht dat ik nog in mijn lichaam heb laat ik de vraag over mijn lippen rollen, "Waar heb je het over?"

Zijn schaterlach vult de ruimte, "Laat me nu niet vertellen dat je van niks weet? Heeft Ryan je dan echt niks veteld?" Als ik me niet verroer verschijnt er een gemene grijns rond zijn lippen. "Vraag je je dan echt niet af waarom iedereen zo doelt op jouw bloed? Of waarom Ryan je zo beschermt?"

Ik onderdruk een spottende lach, Ryan mij beschermen? Geloof me, hij heeft veel gedaan maar beschermen zit daar niet bij.

"Normaal gesproken zou iemand zoals Ryan gelijk je bloed aftappen en je dan verkopen in ruil voor alles wat hij zou willen hebben, maar dat deed hij niet." Ik weet niet waar de onbekende man heen wil maar wat ik wel weet is dat ik het niet wil weten. Ik wil weg. Terug naar huis en mijn gewone leven weer leven. Terug naar school, terug naar mijn vriendinnen. Maar ik moet aanvaarden dat het nooit meer zou zijn als het altijd was.

"En waarom? Vraagt iedereen zich dan af. Ryan zou alleen maar met je bloed hoeven te zwaaien en iedereen ligt aan zijn voeten. Er is maar één ding wat het dan zou zijn. Of hij heeft je nog voor iets anders nodig, wat ik sterk betwijfel, óf hij-"

Ik wil dot niet horen. Ik wil dit niet horen. Laat hem stoppen met praten.

Tot mijn grote opluchting word de deur met een enorme klap opengegooit voor de man zijn zin af kan maken. En staat er een meisje met piekerige blonde haren tot haar schouders. Gifgroene ogen boren zich in de ogen van de man die ter plekke een bloedneus krijgt en verschrikt naar zijn keel grijpt. Kokhalsende geluiden komen uit zijn mond wat vervolgt word door rood, bijna zwart bloed. Hij zakt op zijn knieeën en stikt in het bloed, probeerd het uit te hoesten maar het heeft geen zin. Bloed stroomt uit zijn ogen, neus en mond. En dan stopt het. Bewegingloos ligt de man op de grond.

Ik kijk van het meisje naar de man. Het meisje loopt op me af en snijd de andere touwen los. "Kom mee." Is het enige wat ze zegt voordat ze mijn armen vastpakt en me mee sleurt door het gangenstelsel.

Clarice (book I)Where stories live. Discover now