Hoofdstuk 48- Balkon

8.1K 496 76
                                    

{Point Of View Selena}

Met een gil probeer ik me vast te houden aan het balkon. Terwijl ik ongecontroleerd ademhaal probeer ik me te focussen op het kleine stukje hout, dat onder mijn vingers zit. Bijna meteen beginnen mijn vingers stroef te worden en pijn te doen. "Help!" fluister ik, mijn stem vol angst. "Iemand?" Adrenaline giert door mijn aderen, raast door mijn lichaam. Ik voel hoe de slippers die ik aan mijn voeten had, afzakken en naar beneden vallen, om daar met een zachte plof neer te komen. Ik hap naar adem en probeer me steviger vast te houden. Ik heb niet door dat er tranen over mijn wangen stromen. Haren beginnen tegen mijn gezicht aan te plakken, doordat de wind er tegenaan blaast. Met korte snikken probeer ik het balkon te bereiken met mijn andere hand, terwijl mijn benen in het niets bungelen. Hijgend hap ik maar adem. "Help!" piep ik. "Help!" Maar mijn stem is zo zacht dat niemand het hoort. Als ik naar beneden kijk begint het te duizelen. Alles lijkt klein. Ik kan mijn dood bijna ruiken. Langzaam beginnen mijn vingers weg te glijden, door het angstzweet. Met stramme vingers probeer ik het weer vast te pakken, maar telkens als ik het net vast heb glijd ik weer weg. De binnenkant van mijn wang begint steeds meer naar bloed smaken doordat ik de hele tijd op mijn wang aan het bijten ben. Mijn keel doet pijn door het vele slikken. Mijn hart bonst als een razende in mijn keel. Met alle kracht die ik in me heb probeer ik me op te trekken, maar mijn armen zijn te slap. Ik tuur naar beneden, tussen mijn blote voeten door. Wat als ik val? Wat als niemand me ziet! Wat als mijn handen losschieten? Dan ga ik dood. Definitely. Opeens begin ik zenuwachtig te lachen. Mijn mondhoeken trillen. Beneden is een klein groepje mensen gaan staan, en ze turen naar boven. 'Kom op..' Denk ik in m'n hoofd. 'Help me!' Ik schreeuw het bijna uit. De mensen wijzen naar boven, naar mij. Naar het meisje dat bijna doodgaat. Opeens kan het me niet meer schelen. Jake komt niet, niemand maakt zich zorgen. Ik kan beter loslaten. Langzaam, heel langzaam, laat ik een vinger wegglijden. Bibberig haal ik één vinger weg. Daarna nog een. En nog een. Voorzichtig kijk ik naar beneden. Steeds meer mensen hebben zich onder me verzameld. Één iemand zit alles te filmen, of hij zit foto's te maken. Langzaam laat ik mijn adem ontsnappen. Dit is het dan. Het einde. Mijn benen bungelen in de lucht. Mijn hemdje is een stukje omhoog gekropen, waardoor er een strookje van mijn buik zichtbaar wordt. Mijn mondhoeken trillen. Windvlagen strijken langs mijn lichaam, door mijn haren. Het lijkt alsof het wil zeggen: 'toe maar, kom maar. Laat maar los.'. Ik ben moe van al het drama, ik ben moe van het zingen, maar ik ben vooral moe van het gevoel dat ik me moet bewijzen, dat ik anders moet zijn dan ik wil. Duizenden gedachtes vliegen door mijn hoofd. Zullen ze me missen? Wat zal er gebeuren als ik los laat? Doet het pijn als ik val? Word ik al opgevangen door de dood, voor ik de grond heb kunnen raken? Langzaam laat ik de laatste twee vingers van mijn linkerhand los. Meteen zakt mijn lichaam iets naar beneden. Mijn schouder en vingers beginnen te gloeien. Heel voorzichtig begin ik weg te glijden. Dit is het. Dit is het einde. Het is goed geweest, het is voorbij. Langzaam sluit ik mijn ogen. Geen verdriet meer, geen pijn. Geen leegte zonder Jake, geen leegte zonder Fleur. Het is goed zo. Ik voel de zon op mijn gezicht, ik hoor vogels fluiten. Ver onder me hoor ik het geroezemoes van mensen en in de verte hoor ik een sirene van een ambulance, of is het een brandweer? Ik weet het niet. Het maakt niets uit. Ik wil mijn laatste vijf vingers losmaken, maar het lukt niet. Als klemmen zitten ze vast aan het randje van het balkon, alsof dat het laatste plekje is waar ik kan overleven. Maar dat is het niet. Het laatste plekje waar ik een kans van overleven heb, is in de armen van Jake. Maar die is er niet. Zachte snikken rollen over mijn lippen. De stilte en de rust om me heen is overweldigend. Ik hoor hoe de sirene snel dichterbij komt. Ik vraag me af naar wie hij op weg is. Ik heb niet door dat het voor mij is, dat de mensen beneden 1-1-2 hebben gebeld. Voor een laatste keer vraag ik om hulp. "Help!" Ik voel me net als die roodharige vrouw van de Titanic, in één van de laatste scenes. Hoe heette zij ook al weer! Rose? Had ik nu maar een fluitje. "Help!" mijn stem kraakt. Ver beneden onder me zie ik een vrouw met een buggy staan. Ze kijkt naar boven, met een kindje aan haar hand. Ik zie hoe het peutertje iets aan zijn moeder vraagt. Opeens besef ik me dat ik niet dood wil. Ik wil kinderen krijgen, ik wil leven op de wereld zetten. Ik wil tegen Jake zeggen hoeveel ik van hem houd. Met gloeiende, brandende, rode vingers probeer ik het randje weer vast te pakken, maar het wil niet. Mijn schouder voelt als verlamt. "Nee.." fluister ik. "Nee, nee, nee!" Wanhopig probeer ik mijn arm op te tillen, maar het voelt alsof ik er een blok beton met een gewicht van honderden kilo's er aan heb hangen. Alles voelt zo zwaar, en ik ben zo moe. Mijn vingers voelen aan alsof ik uren achter elkaar heb geschaatst in snijdende, ijskoude wind. Het voelt alsof ik jaren achter elkaar heb gefietst in de regen, terwijl de wind de druppels tegen mijn voorhoofd sloeg. "Help!" zeg ik. Mijn stem klinkt wanhopig. "Help!" Ik probeer meer kracht in mijn stem te krijgen. "Help me!" Geen antwoord. Alleen het zachte ruisen van de wind en het gepraat van de mensen beneden. "Jake." fluister ik. Ik voel hoe ik steeds meer wegglijd. "Jake ik hou van je. Het spijt me van alles! Ik vergeef het je. Ik mis je, kom terug." Natuurlijk krijg ik geen antwoord terug. Zweet staat op mijn voorhoofd. Mijn schouderbladen klemmen. Het verbaasd me dat ik nog niet ben gevallen, met gym was ik één van de slechtste spelers. Het was dat ik redelijk populair was, anders was ik telkens degene die als laatste werd gekozen bij gym. Een zacht, bibberig lachje rolt over mijn lippen. Opeens klinkt er een klink en een knal. De deur vliegt open. "Selena!" klinkt een stem. De stem klinkt bekent in mijn oren, maar ik weet bij wie hij hoort. Ik weet niet eens wie ík ben. Ik ben helemaal in de war. Snikkend probeer ik mijn gezicht op te tillen, maar mijn nek wil niet meewerken. "Geef me je hand!" ik hoor hoe meer mensen zich verzamelen op het balkonnetje.
"D-da-dat gaat n-niet." komt er bibberig uit mijn mond. Ik ben trots dat ik in ieder geval iets heb gezegd.
"Til voorzichtig de hand die je los hebt gelaten omhoog en geef die aan mij!" zegt de stem. Voorzichtig probeer ik mijn hand omhoog te steken. De stem moedigt me aan. Iets in zijn stem geeft me de kracht om door te zetten. Ik klem mijn kiezen op elkaar en til mijn hand vijf centimeter omhoog. "Je kunt het, Selena. Je bent er bijna. Nog even en je bent hier." zegt de warme stem bemoedigend. Ik duw al mijn gedachten weg en focus me op mijn arm. Net als ik het gevoel heb dat ik val en dat ik niets anders meer kan dan loslaten, voel ik hoe mijn hand wordt vastgegrepen door twee warme handen. Ik hoor meer stemmen en dan word ik omhelst door warme armen. Uitgeput laat ik me tegen hem aanvallen. "Je bent er. Je bent veilig, ik laat je nooit meer los." zegt hij. Ik wil hem geloven, zo, zo, zo graag, maar ik heb nog steeds het gevoel dat ik boven het niets hang, de dood recht in zijn ogen kijk. Ik voel hoe mijn hart en mijn adem zich versnellen, en ik word helemaal duizelig. "Shh, stil maar. Je bent veilig. Je bent bij mij." Mijn gezicht is nat. Iets in me verteld me dat het tranen zijn. Een vinger veegt over mijn wang en veegt mijn tranen weg. "Selena, meis, je moet rustig blijven. Alsjeblieft. Als je het niet voor mij doet, doe het dan voor Matt of Rens." Met korte stoten haal ik adem. Mijn keel is droog en mijn handen vallen er bijna af van de pijn en de vermoeidheid. Ik negeer alles en probeer rustig te worden, door langzamer adem te halen en me te focussen op de warme handen en armen die zich om mijn schouders hebben geslagen. Opeens hoor ik een stem en een nieuw paar armen worden om me heen geslagen. "O mijn god, Selena! Ik fietste weg en ik zag je opeens hangen en ik, ik, ik- o mijn god. Je had verdomme dóód kunnen gaan!" roept het meisje in mijn oor. Duizelig en vermoeid kijk ik omhoog. "Fleur." zeg ik snikkend. "Fleur."
"Ja, kom maar lieverd." ze trekt me dichter tegen haar aan. Ik snuif haar bekende geur van wasmiddel op. Meteen voel ik me wat beter. "Je bent weg, je bent veilig. Kom, we gaan naar binnen." En daarna bedankt ze iemand. "Je kwam net op tijd. Ook al ben je de grootste eikel die ik ken, op dit moment kan ik je wel zoenen!"
"Beter doen we dat niet." zegt de stem, nerveus lachend. Ik leun dichter tegen hem aan. "Nee, klopt. Ik wil haar liever niet meet hebben zoals je haar hebt achtergelaten. Hoe kon je?!"
"Ik- het spijt me. Ik weet niet wat me bezielde.." zegt de jongen met een fluisterende stem. "Whatever." zegt Fleur. "Laat haar nu maar even slapen, ze ziet er hartstikke moe uit." De jongen tilt me op en helpt me naar binnen. Meteen voel ik me stukken beter. Weg van het balkon, lekker warm binnen. Ik word voorzichtig op de bank gelegd. De armen worden vervangen door een warme deken. Voor ik het weet val ik in een warme slaap.

~~

"Shh, ze wordt wakker." hoor ik Fleurs stem. Eerst vraag ik me af over wie ze het hebben, tot ik me realiseer dat ze het over mij hebben. Met nog slaperige ogen open ik mijn ogen. "Goedemorgen." zegt Matt. Hij zit naast de bank, mijn hand in zijn hand geklemd. "Hoi." gaap ik. Ik rek me uit. Fleur, Rens en Matt kijken me aan. "Hoe gaat het?" vraagt Matt bezorgd.
Ik kijk naar mijn hand, die vol blaren en striemen zit. "Mwah." zeg ik zacht. "Het gaat wel. I-ik was bijna dood. Wie heeft mij omhoog gehaald?"
Matt slikt even. "Ehm, laten we het er op houden dat iemand beneden de ambulance had gebeld."
"Niet." zeg ik scherp. Opeens komt alles terug. "Jullie liegen. Wie heeft me geholpen?"
"Ik." hoor ik een stem achter me. Met een ruk draai ik me om. "Joël?!"
Joël duwt zich van de muur af. "Deels, ja."
Mijn ogen schieten van de één naar de ander. "Oké. En nu serieus. Dit is niet grappig." Ik moet weten of Jake hier is. Het huilen staat me nader dan het lachen. Ik bijt op de binnenkant van mijn lip om de tranen weg te laten. "Kunnen jullie verdomme even serieus zijn?" vraag ik als ik zie hoe Fleur en Matt zachtjes zitten te gniffelen. Ik laat me als een klein kind in de bank zakken.
"Jongens, laten we even niet zo flauw doen." zegt Joël. Hij gaat naast me zitten en slaat een arm om me heen. Ondanks dat ik eigenlijk boos op hem ben, druk ik mijn gezicht in zijn schouder. "Nee, ik was niet de enige die je heeft geholpen." sust Joël. "Er was nog een jongen, maar ik weet zijn naam niet."
Met waterige ogen kijk ik omhoog. "Waar is hij dan?"
Joël bijt op de zijkant van zijn lip en knikt met zijn hoofd naar de andere kant van de kamer. Mijn hoofd schiet opzij en ontmoeten twee karamel-bruine ogen. Tranen springen in mijn ogen. "Jake!" zeg ik. "Je bent er!"

The Balloon (a Dutch Love Story)Where stories live. Discover now