Hoofdstuk 5

4.9K 317 59
                                    

Hoofdstuk 5

Daan – 9 jaar

Het jongetje viel, begon onophoudelijk te krijsen. 'Mama, er is een jongetje gevallen', zei ik toen mijn moeder mijn kamer in kwam gewandeld. Ze zette uitgeput de volle wasmand op mijn bed neer. 'Zit je nou nog op je kamer?' Een lichte frustratie was duidelijk merkbaar in haar stem. Ik draaide mij naar haar om. 'Mensen bekijken is leuk', zei ik.

Mijn moeder schudde haar hoofd. 'Nee Daan, mensen vinden dat meestal niet zo leuk. Ga naar buiten, misschien heeft papa jouw hulp nog nodig.' Ze pakte de wasmand weer vast en liep ermee mijn kamer uit. Ik bleef staren naar het jongetje, en besloot uiteindelijk naar hem toe te gaan. Mijn voeten droegen mij de trap af, droegen mij de warme buitenlucht in. Via de voordeur glipte ik naar buiten, en stak zonder te kijken de drukke straat over. Gelukkig stopte de rode bus op tijd. Langzaam liep ik op het jongetje af, die zijn tranen aan het drogen was. Zijn krullen dansten op en neer toen hij op stond, en naar zijn groene fietsje greep. 'Was je gevallen?' Vroeg ik onschuldig toen ik voor hem stond. Hij even naar mij, voordat hij zijn mond opende. 'Ja.'

'Heb je pijn?' Vroeg ik hem. Zijn ogen keken mij onderzoekend aan. Ik deed hetzelfde. Hij schudde langzaam zijn hoofd, zijn krullen bewogen mee. 'Ik ben Daan', zei ik maar.

'Ik ben Luuk', zei de krullenbol.

'Zullen we in mijn tuin spelen?' Vroeg ik hem. Luuk veegde zijn handen af aan zijn broek, die smerig was geworden van de straat. 'Oké.'

'Daan, je hebt een vriendje meegenomen. Wat leuk', zei mijn moeder iets te enthousiast toen ze mij met Luuk binnen zag komen. Luuk had zijn fietsje meegenomen aan zijn hand, maar er was niet veel meer over van zijn fiets. Mijn moeder fronste haar wenkbrauwen toen ze naar het groene ding keek. 'Misschien kan papa het wel maken', zei ze tegen mij. Opgewonden renden wij vervolgens naar mijn vaders schuurtje. Papa stopte snel iets weg toen wij aankwamen. 'Papa, Luuks fiets is kapot.'

'Ah ben jij het nieuwe vriendje van Daan?' Vroeg hij aan Luuk en keek hem geïnteresseerd aan. Luuk knikte opgewonden. 'Ja we gaan in de tuin spelen.' Mijn vader nam zijn fietsje van hem over en keek er eens na. Zijn schouder zat nog steeds in het verband, maar het hinderde hem niet. Het weerhield hem er niet van om niet te klussen. Gebiologeerd staarde mijn vader erna en af en toen kwam er een ''uhu'', uit zijn mond. 'Ik zal eens kijken of ik hem kan maken. Maar ik denk het wel. Het is alleen een beetje verbogen', zei hij tegen ons en zette het groene fietsje op zijn standaard. Ik en Luuk renden de tuin in. 'Ik ben een T-Rex', schreeuwde ik naar hem. Luuk keek mij vragen aan. 'Wat is dat?'

'Een dino', vertelde ik hem vol ongeloof. 'Dat weet je toch wel? Jij mag wel een Argentinosaurus zijn. Die met die lange nek.'

'Maar die waren toch helemaal niet gevaarlijk?' Vroeg Luuk en veegde een langs zijn neus heen. Ik zuchtte geërgerd. 'Ja maar ik wel. En ik eet jou op.'

'Ik wil niet opgegeten worden.'

'Pech.'

Hier begon het. Mijn dominante gedrag. Het had altijd al in mij gezeten. Luuk en ik speelden de hele dag door. Ik als gevaarlijke T-Rex. Luuk als slappe Argentinosaurus. Hij bleef met ons mee eten. Vervolgens kwam zijn woedende moeder hem halen, omdat hij was vergeten te vertellen dat hij bij ons was. Die avond had ik weer uit het raam gestaard. Mensen kijken was toch wel leuker geweest dan vriendjes maken.

Ik kwam hem opnieuw tegen toen mijn moeder en ik gingen winkelen. Zuchtend had ze mij in de auto gezet. Ik had een hekel aan winkelen en ging daarom ook niet zomaar mee. In een winkel, waar mijn moeder mij een shirt liet passen, stond Luuk. Zijn krullen waren niet te missen. 'Ach, daar heb je Luuk', zei mijn moeder vrolijk. Haast huppelend kwam Luuk op ons af. 'Hee Daan, zullen we snel weer in jouw tuin gaan spelen?'

'Ja is goed', zei ik.

Onze moeders raakten in gesprek met elkaar. Luuk bleef mij aanstaren, met zijn grote ronde ogen. Wist ik veel dat ik hem toen al verpest had. Onze moeders bleven nog even babbelen, en uiteindelijk werd mijn moeder afgeleid door een leuk shirt in de hoek. Ze zeiden elkaar gedag. ''Daan, ik kom snel spelen'', riep Luuk nog. Ik zwaaide naar hem. Het shirt was helemaal niet mooi. Het was zwart, met een pistool van zilver erop. 'Ik wil het niet mama.'

Maar toch moest ik het aantrekken. Het stond mij mooi. Zwart stond mij mooi, volgens mijn moeder. Ze kocht het. Ik had een shirt met een pistool. Ik haatte pistolen. Het deed mij nog steeds denken aan het ding dat mijn vader weg stopte. Het was zilver. Het was een pistool.

Mijn vader was er die avond niet. Zwijgend zaten mijn moeder en ik aan de keukentafel, gebogen over een bord vol eten. Spaghetti had ze gekookt. Een van mijn lievelingsgerechten. Maar dit keer smaakte het mij niet. Mama was bezorgd, ik voelde het gewoon. Ik durfde er niet naar te vragen. Ze zou liegen. Mijn ouders logen constant tegen mij. Maar de waarheid spreken konden ze niet. Na het eten werd ik op de bank gezet, met een dekentje en een leuke film. 'Mama, waar ga je heen?'

'Ik ben even bij de buren, ik ben zo terug.'

Leugen. Ze was niet bij de buren. Ik bespiedde haar vanuit het raam. Ze reed weg met de auto. Ze liet mij alleen. Ik was negen jaar. En ik werd voor het eerst alleen gelaten.

En ze kwam ook niet zo terug.

Ik was bang in het donker.

Daan.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu