Hoofdstuk 9

4.2K 291 20
                                    

Hoofdstuk 9

Daan – 10 jaar

Merit kwam niet meer langs. Dagenlang spendeerde ik mijn dagen aan staren. Staren uit het grote raam, wachtend totdat zij weer langs zou komen. Ze was mijn vriendinnetje, ze zou vast wel weer langs komen met haar paard. Maar dat deed ze niet. 'Daan, ga je klaar maken voor school', riep mijn moeder onderaan de trap. Zuchtend maakte ik mij los van het raam. Sjokkend liep ik naar de badkamer en poetste mijn tanden, bracht gel aan in mijn haren. Zuchtend vervolgde ik mijn weg naar beneden. 'Mama, wanneer komt Merit weer? Ik mis haar.'

Op het schoolplein werd er gesmoezeld. Mensen staarden mijn moeder en mij na. Ik begreep er helemaal niets van. Ik kneep in mijn moeders hand. Ze liet mijn hand los. 'Tot straks lieverd', zei ze en drukte haar lippen op mijn voorhoofd. Angstig keek ik haar na. Mensen keken haar na, om vervolgens hun blikken op mij te richten. Ik begon te trillen. Trillend vervolgde ik mijn weg naar de klas, en nam plaats op mijn vaste plek, naast Merit. Mijn ogen zochten naar haar, bleven hangen bij de grote krat. Ze stopte haar flesje drinken en haar appeltje erin. Haar blik vond de mijne, en die rare kriebels schoten weer door mij heen. Ze liep op mij was en ging naast mij zitten. 'Wanneer kom je weer spelen met mij?' vroeg ik haar.

Ze schudde haar hoofd, waardoor haar haren om haar heen dansten. 'Dat mag niet van mama. Jullie zijn gevaarlijk zegt ze.'

Ik staarde haar aan. 'Ik ben niet gevaarlijk.'

Verdrietig liep ik naar buiten toen de schoolbel ging. Mama stond mij op te wachten, maar ik liep langs haar heen, haar uitstekende armen negerend. 'Je doet mij pijn mama', zei ik tegen haar en liep regelrecht naar de auto toe. Mijn moeder haastte zich achter mij aan. 'Wat doe ik?' vroeg ze verbaasd.

'Papa doet mij ook pijn.'

Ze fronste haar wenkbrauwen, en zuchtte vervolgens. Natuurlijk had zij het geroesemoes ook gehoord op het schoolplein. Het was zelfs mij niet ontgaan. Ze klikte de auto open en ik schoof achterin, mijn moeder nam plaats achter het stuur. 'Niets van de mensen aantrekken Daan', zei ze zuchtend en startte de Jeep.

'Merit mag niet meer met mij spelen.' Verdrietig staarde ik uit het raam, naar de weilanden die voorbij raasden. Mama negeerde mij. Ik staarde verdrietig naar de bomen.

Eenmaal thuis aangekomen kon ik niets anders dan huilen. Ik sloeg mijn moeders armen weg. 'Jullie verpesten het', snikte ik. 'Dadelijk wil niemand meer met mij spelen.'

Mijn moeder fronste, en zuchtte. 'Dat zal wel mee vallen, laat de mensen maar praten Daantje.'

Woedend keek ik haar aan en balde mijn vuisten. 'Nee mama, jullie zijn niet eerlijk tegen mij.' En met die woorden rende ik de marmeren trap op, naar boven. Huilend liet ik mij op mijn bed vallen. Uiteindelijk viel ik in slaap, vastgevroren in een nachtmerrie.

Zijn grote handen omvatten mijn schouders, duwden mij ruw tegen de muur aan. Angstig keek ik naar zijn bezweette voorhoofd. Staarde in zijn ogen. 'Jouw vader heeft niet betaal, maar ik zal je niet vermoorden. Ik zal van jou een moordmachine maken, jongetje.'

Zijn warme stem deed mij huiveren. Ik liet mij trillend tegen de muur aan op de grond zakken. Huilde. Schreeuwde. Maar niemand kon mij horen. 'En als eerste ga jij een van jouw ouders schieten.'

Met grote ogen staarde ik hem aan, een brede grijns had zich op zijn lippen gevestigd. Mijn lichaam begon nog meer te trillen, zweet liep nu ook bij mij in straaltjes naar beneden. 'Open je ogen jongen', vertelde zijn stem mij. Onbewust had ik ze dichtgeknepen. Ik opende ze, schrok. Voor mijn neus lagen mijn ouders, vastgebonden. Een pistool werd in mijn hand geduwd. 'Je kan mij niet neerschieten jongen, ik ben onsterfelijk', fluisterde hij in mijn oor. Mijn angstige ogen zochten de angstige ogen van mijn ouders. 'Ik ben geen moordenaar', fluisterde ik. Zijn ogen lichtten op. 'Zo dadelijk wel.'

De man had gelijk. De man die er precies zo uitzag als Arie. Ik schoot ze alle twee neer.

Trillend zat ik rechtop. 'Mama, papa?' fluisterde ik, wetende dat ze mij niet zouden horen. Ik veegde een verdwaalde traan van mijn wang af. Ik was geen moordenaar. Mijn moeder kwam plots mijn kamer binnen, zag de toestand waar ik in verkeerde. 'Wat is er lieverd?' vroeg ze en kwam bezorgd bij mij op bed zitten.

'Ik had een nachtmerrie', zei ik zachtjes. 'Ik heb jou en papa vermoord.' De tranen begonnen weer onophoudelijk te stromen. Mijn moeder streelde ze voorzichtig van mijn wangen af. 'Ssst, het was maar een nachtmerrie.' Ze nam mij in haar armen en wiegde mij op en neer.

De tranen bleven maar stromen. Het voelde voor mij niet meer als een nachtmerrie, ik was bang. Ik was bang voor mijzelf. Ik wilde niemand vermoorden. Plots liet mijn moeder mij los. 'Ik ga even snel open doen', zei ze vluchtig en rende haast mijn kamer uit, naar beneden. 'Boven blijven Daan!' schreeuwde ze mij nog na.

Verbaasd bleef ik op mijn bed zitten, terwijl er nog steeds tranen over mijn wangen heen liepen. Was die persoon aan de deur nou echt belangrijker dan mij? Boos balde ik mijn vuisten. Mijn ogen sperden zich wijd open, toen ik een te bekende stem hoorde. Vlug verstopte ik mij onder de dekens, zoals ik altijd deed als het onweerde. Zoals ik altijd deed als ik bang was. Want onder de dekens was ik veilig, maakte ik mijzelf wijs.

Was ik veilig van de grote boze buitenwereld.

Die mij niets anders bracht dan pijn.

En verdriet.

Misschien kon ik wel alleen als moordenaar hier overleven.

Misschien overleefde Arie daarom wel in deze wereld.


------------------------

Niet echt een goed hoofdstuk, ik weet het.

Daan.Where stories live. Discover now