Hoofdstuk 13

4.5K 272 12
                                    

Hoofdstuk 13

Daan – 12 jaar

Jong. En ontoerekeningsvatbaar. En opgegroeid in een slecht milieu. Dat waren de redenen die ervoor zorgde dat ik vrij kwam. Therapie zou ik krijgen, maar daar was niets meer van terecht gekomen. Trouwens, een elfjarige konden ze niet opsluiten, maar toch. Bij mijn tante kon ik niet meer terecht, ze had mij linea directa het huis uit getrapt. Niet dat ik daar lang gebleven was. Die paar uurtjes. Nu zat ik in een weeshuis. Mijn tijd te verdoen met naar mensen staren. Op dit moment zat op een schommel. Over een maandje zou ik naar de middelbare school gaan. En vanmiddag zouden er mensen naar mij komen kijken. Ik vond het vreselijk. Net alsof ik een voorwerp was. Het ergste vond ik nog wel, was dat ze wisten wat ik gedaan had. Ik wist nu wel zeker dat ze mij niet wilde.

Zuchtend kamde ik mijn haren, en smeerde vervolgens vol met gel. Ze moesten keurig in model zitten. Over een half uur waren ze hier. Ik had gelachen naar Maria, de vrouw die voor mij zorgde. Niemand wil mij, had ik haar verteld. Ik was een moordenaar. Maria had mijn haren gestreeld, mijn wang gekust, en mij verteld dat alles wel weer goed kwam. Ik miste mijn ouders, en dat vond ik dom van mijzelf. Ik had ze vermoord. Natuurlijk mocht ik ze niet missen. Soms staarde ik uren sip voor mij uit, in gedachten verzonken. Mensen vroegen dan wat er was. Kinderen die niet begrepen dat ik niet met ze wilde spelen. Ik kon het niet vertellen. Ze zouden mij vertellen dat het mijn schuld was. Een rilling liep over mij heen. Ik had last van beelden. Beelden die mij vertelden hoe slecht ik was, dat ik het leven niet waard was. Beelden waarin Arie mij neer schoot, en ik ervan overtuigd was dat ik het verdiende. Ik was nog maar twaalf, maar leek al een zestienjarige qua denken. Ik zag keer op keer voor mij hoe ik mijn ouders in hun harten schoot. Nu was de mijne zwart.

De man staarde mij vriendelijk aan, stak zijn hand uit. 'Daan, toch?'

Ik knikte en pakte zijn hand beet. Hard.

'Stevige handdruk mannetje', zei hij lachend. 'Ik ben Harm, en dit is mijn vrouw Anita.'

Ik keek op naar de roodharige, met vele sproetjes in haar gezicht, die de grootste glimlach ooit rondom haar lippen had. Harm liet mijn hand los, zodat ik die van Anita kon schudden. 'Laat ons eens wat dingen zien hier', stelde Anita voor.

Ik knikte. Mijn benen liepen hun voor naar mijn slaapkamer, dat leek mij het meest logistisch om mee te beginnen. Ik was er met mijn gedachten niet bij. Vergeleek Anita met mijn moeder, Harm met mijn vader. Ze leken niet op mijn ouders. Met gebogen hoofd opende ik mijn slaapkamerdeur. 'Is er iets jongen?' vroeg Harm, die mijn houding meteen had opgemerkt. Zijn stem klonk bezorgd. Ik draaide mij naar hem om, en glimlachte. 'Ik dacht aan mijn ouders', zei ik vervolgens zachtjes, en stapte aan de kant. 'Komt u binnen.'

Ik zag ze vluchtig een blik naar elkaar uitwisselen, en wist dat ik hiermee mijn kans op een pleeggezin verpest had. Ach. Ik kon Maria toch niet missen. Ze stapten naar binnen, en bekeken mijn kleine kamertje, die ik samen met een andere jongen deelde. Anita pakte mijn knuffel op. Tobias, de zeehond. Ik had hem van mijn moeder gekregen. Naast Tobias stond de auto, die ik ooit van mijn broer gekregen had. Ze legde de knuffel weer neer, keek veel betekend naar Harm. En ik zag ze beide triest glimlachen naar elkaar.

Tot mijn verassing wilden ze mij. Ik zat aan een tafel met Maria, en mijn ''nieuwe'' ouders.

'Jullie zijn bekend met zijn verleden?' vroeg Maria, en schoof haar brilletje verder op haar neus. Haar brilletje zakte altijd af. Anita knikte. 'Ja dat zijn wij. Maar we zagen zijn kamer. Zijn knuffel. Het is gewoon een jongen.'

'Ik wilde ze alleen maar helpen', fluisterde ik nauwelijks hoorbaar. En niemand hoorde mij daarom niet.

'Ik wil mij nergens mee bemoeien natuurlijk, maar misschien is therapie voor hem verstandig.' Maria keek ze een voor een aan. 'Wij hebben zelf het geld er niet voor, en jeugdzorg wil niets voor ons doen. Stelletje achterlijke – oh sorry, ik liet mij even gaan.'

Mijn ''nieuwe'' ouders glimlachte naar haar. 'Dat is niet erg', begon Harm. 'We gaan kijken wat we voor Daan kunnen doen.'

Maria glimlachte. 'Fijn. Hij heeft zijn hart op de juiste plaats zitten.'

En toen was het moment aangebroken dat ze weer weg gingen. Tot mijn verassing gaf Anita mij een knuffel. 'Ik zal nooit jouw moeder kunnen zijn, maar ik hoop heel erg dat ik je toch een beetje liefde kan geven. Dat verdien jij ook gewoon', fluisterde ze in mijn oor. De laatste paar woorden klonken zelfs bestraffend, alsof ik geen liefde verdiende. Oké. Dat verdiende ik ook niet. Harm gaf mij ook een knuffel. 'Tot ziens Daan', zei hij. Zijn stem klonk warm. En eindelijk voelde ik mij een stukje beter. Ik glimlachte naar ze, en zwaaide ze samen met Maria na, totdat ze uit het zicht verdwenen waren. Zwijgend liepen we weer terug de plaats op, en namen plaats op twee stoelen. 'Wat vind je van ze?' vroeg ze mij. 'Je weet dat jij zelf ook inspraak hebt.'

Ik knikte bedenkelijk. 'Ik vind ze wel aardig', besloot ik, nadat ik een paar seconden nagedacht had.

'Maar zou je ook bij ze willen wonen, daar draait het om.'

Ik haalde mijn schouders op. Ik geloofde dat ik nergens meer echt thuis hoorde. Mijn familie had mij allemaal in de steek gelaten, iets wat ik ze niet kwalijk kon nemen. Zelfs mijn oma, al had ze laatst nog een brief gestuurd. Ze vroeg of ik eens langs kwam. Ik had haar zoon vermoord. Ik weigerde. 'Daan, jij mag kiezen.'

Ik keek in de groene ogen van Maria, altijd vrolijke Maria. Een zucht verliet mijn lippen. 'Oké, ik wil bij ze wonen.'

Ik hoopte maar dat ze om konden gaan met mijn zwarte hart. Al had ik zelf nog geen idee wat een zwart hart voor mij betekende.

Daan.Where stories live. Discover now