Hoofdstuk 8

4.6K 297 23
                                    

Hoofdstuk 8

Daan – 10 jaar

Hij sleurde mij mee aan mijn tengere armpje, en duwde mij zijn grijze Volvo weer in, en scheurde weg. Ik vroeg mij ondanks mijn situatie af, wanneer deze auto het zou gaan begeven. Het ding sputterde luid tegen bij elke keer dat Arie de auto op liet komen. Ik dook ineen in mijn stoeltje. Angstig bleef ik hem strak aanstaren, wachtend op die ene beweging die mijn leven zou beëindigen. Mijn hersenen waren er heilig van overtuigd dat ik deze rit niet zou overleven. Dierentuin stond voor mij synoniem aan de hemel. Of de hel. Het beangstigde mij dat ik hier over nadacht. Keer op keer werd mij op school ook duidelijk, dat ik verder was dan mijn leeftijdgenootjes. Ik vroeg mij af waarom ik adem haalde, over mijn toekomst, maakte mij zorgen om papa en mama. Mijn leeftijdgenootjes konden alleen maar giechelen en spelen in een zandbak. En als ik ze eens vroeg of zij zich geen zorgen maakten om hun ouders, dan lachten ze. Vonden ze mij raar. Ik kwam iets meer overeind en staarde naar het landschap dat voorbij raasde. 'We zijn er bijna ventje', vertelde Arie mij en grijnsde gemeen in de binnenspiegel. Ik ving zijn blik op en dook ineen. Ik ging dood. Ik was er heilig van overtuigd.

Niet veel later reed hij een grote parkeerplaats op. De auto werd tussen een rode en een gele in geparkeerd. Arie draaide zich naar mij om. 'Gedraag je ventje. Anders ga je eraan.'

Ik huiverde de en angst nam opnieuw bezit van mijn donker blauwe ogen. 'Zou zonde zijn, van zo'n knap jongetje. Jij gaat zoveel vrouwen harten breken', zei hij lachend en stapte de auto uit. Ik wilde geen vrouwen harten breken. Ik wilde niet dood. Hij gooide mijn portier open en sleurde mij de auto uit. Een brede glimlach sierde zijn lippen, en een zonnebril beschermde zijn ogen. Haastig viel ik achter hem aan. Ik kon zijn lange benen niet bijhouden. Mijn korte beentjes vielen een paar keer, maar Arie sleurde mij desnoods mee over de grond. Mijn vinger voelde aan mijn wang, waar een klein schrammetje op zat. Een voorbijgangster keek ons vreemd aan. Arie zette zijn zonnebril op zijn hoofd en keek haar bedreigend aan. Het vrouwtje schrok zo hard, dat ze haar koffie uit haar hand liet vallen. De zonnebril werd weer naar beneden geschoven, en het gesleur en het geval ging verder. Arie kocht twee kaartjes, gooide teveel geld op de toonbank, maar liep verder. Angstig keek ik in het rond, vond de ogen van een paar mensen. Help mij nou, smeekten mijn donker blauwe kijkers. Maar niemand hielp mij. Iedereen negeerde mijn smeekbede. Voor de Giraffen hielden we halt. 'Ga maar kijken', bromde Arie naar mij, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde. Ik ging op het bankje zitten en staarden naar de reusachtige dieren. Eentje had zijn kop in een grote hooi korf gestoken, om een beetje hooi te bemachtigen. Een beverige zucht rolde over mijn lippen heen. Het huilen stond mij nader dan het lachen. Een traan rolde stilletjes over mijn wang heen. Ik hoorde Arie praten aan de telefoon.

'Ja, ik heb het jongetje - Nee, hij mankeert nog niets. Dat kan veranderen als jullie niet opschieten', siste hij tegen de persoon aan de andere kant.

Ik kromp ineen, veegde mijn traan van mijn wang af. Maar het hielp niet. Een nieuwe traan rolde alweer naar beneden. Ik bleef naar de giraffe staren, die net het laatste plukje hooi niet te pakken kreeg. Het deed mijn denken aan mijzelf. Zo dichtbij. Zo dichtbij de dood, dat het afwachten was of het zou gebeuren. Net als de giraffe. Kreeg ik het plukje te pakken, leefde ik niet. Zo niet, dan ging ik eraan.

De giraffe kreeg het plukje niet te pakken.

Arie greep opnieuw naar zijn telefoon, terwijl ik toe keek hoe de giraffen naar elkaar toe liepen, en elkaar begonnen te verzorgen. Een baby, die ik eerder nog niet op gemerkt had, huppelde vrolijk achter zijn moeder aan. Mama. Nu begonnen de tranen echt pas te stromen. Ik miste mijn mama. Ik wilde naar haar toe. Vluchtig keek ik om mij heen. Ik zou weg kunnen rennen. Maar meteen besefte ik dat het te gevaarlijk was. Arie had mij zo ingehaald. Kon mij zo dood maken. 'Daan!' opeens hoorde ik de vertrouwde stem van mijn moeder. Ik sprong van het bankje op, wilde naar de stem toe rennen, maar iemand greep mij vast. 'Rustig aan ventje.'

Ik keek om mij heen en zag mijn moeder naar mij toe rennen. Achter haar liep mijn vader, rustiger dan mijn moeder, maar met gehaaste passen. Mijn moeder bereikte mij, wilde mij aanraken, maar Arie creëerde afstand. 'Eerst het geld, dan de jongen.'

Er trok een zichtbare rilling door mijn moeders lichaam heen. Mijn vader kwam aangelopen. Zijn blik ving die van mij. Een trieste glimlach sierde zijn lippen. 'Papa... Geld?' vroeg ik hem niet begrijpend.

Mijn vader haalde een enveloppe uit zijn jaszak en overhandigde die Arie. Arie begon gretig het geld na te telen, en een glimlach verscheen rondom zijn lippen. 'Heel goed Jan. Jammer dat ik het ventje nu moet laten gaan.' Hij duwde mij richting mijn moeder. Mijn moeder omhelsde mij stevig. 'Daan', haar stem klonk breekbaar. Iets nats bereikte mijn wang. Ik keek op. Mijn moeder huilde. 'Mama, niet huilen. Ik ben oké.'

Mijn moeder streelde mijn haren. Mijn vader was nog even in gesprek met Arie, maar al snel beende Arie weg. 'Heeft hij je pijn gedaan?' vroeg mijn vader bezorgd.

Ik schudde mijn hoofd. 'Nee papa.'

'En die schram dan?' mijn moeder leek de schram nu pas op te merken en wreef er langzaam overheen.

'Ik was gevallen', sprak ik naar waarheid. Mijn moeder sloeg haar arm om mij heen.

'Wil je de rest van de dierentuin nog bekijken?' vroeg ze en ik merkte de twijfel in haar stem op.

Ik schudde mijn hoofd. 'Ik wil naar huis.'

Zwijgend reden wij naar huis.

Ik zag hetzelfde landschap

Alleen dit keer zonder angst.



'Mama, er was een giraffe', begon ik te vertellen. 'En zij kon niet bij het laatste plukje hooi.'

Daan.Where stories live. Discover now