Hoofdstuk 3

86 8 2
                                    

(A/N: we maken een kleine tijdsprong naar de ochtend dat Hannah naar Zweinstein gaat.)

*
'Hannah! Wakker worden we moeten over een uurtje op het station staan.' zegt mijn moeder geïrriteerd omdat ze al tien pogingen heeft gedaan om me wakker te krijgen. Dit is de eerste die ik meemaak. Shit. Ik wil echt niet te laat komen. Ik spring uit bed en pak wat simpele onopvallende kleding en die die aan. Ik ren naar beneden en ontbijt snel wat.

Dit is het moment waar ik al ruim een week naar uitkijk. Ik heb accio onder de knie en de meeste schoolboeken uitgelezen. Kortom, ik ben er klaar voor. Snel pak ik nog even de laatste dingetjes; mijn leesboek, ik heb al twaalf andere boeken ingepakt maar deze lees ik op dit moment, mijn schoenen, jas en toverstok. En ik stop deze in een rugtasje wat ik meeneem in de trein. De jas en schoenen doe ik natuurlijk aan. Ik neem afscheid van mijn vader. 'Dag lieverd veel plezier' zegt hij. 'Komt goed pap!' Reageer ik vrolijk. Ik heb er zo veel zin in.
'Goed je best doen, en ik wil geen boze brieven van meneer Perkamentus' 'Professor Perkamentus' zegt mijn moeder. 'En Hannah die wil ik inderdaad niet ontvangen' 'Jaja, komt goed' 'En stuur een brief met in welke afdeling je zit' voegt ze er nog aan toe. 'Jaja doe ik, beloofd. Gaan we dan eindelijk?!' dat laatste zeg ik mega enthousiast. 'Ja lieverd, kom' zegt mijn moeder. Mijn vader gaat niet mee naar het station.

Mijn moeder pakt mijn hutkoffer en propt hem in de auto. Wat tot mijn verbazing nog best goed lukt. Ze gaat zitten achter het stuur en rijd ons naar het King's Cross Station in Londen. Eenmaal aangekomen kijk ik nog eens op mijn kaartje. Perron 9 ¾. Ik begin te lopen en ik kijk op de bordjes. Perron 7... 8 ... 9 ... Ik ben er bijna. Perron 10. Huh wat. En 9 ¾ dan?! 'Hannah, waar ga je heen, we moeten hier zijn' roept mijn moeder. Ik draai me om en loop naar haar toe. 'Huh, maar waar is perron 9 ¾ dan?' vraag ik. 'Je moet hier door die muur heen rennen. Snap je dat?' 'Nee, maar ik doe het wel gewoon' lach ik. 'Niet zo bijdehand' lacht mijn moeder naar me. Het is echt een hele lieve moeder.

Ik pak mijn hutkoffer stevig vast en kijk naar de muur. Daar ren ik straks doorheen. Hoe laat is het? Kwart voor elf. De trein gaat over een kwartier. Nadat ik nog vijf keer heb gecheckt of het wel de goede muur is, want ja ik wil nog niet dood, ren in op de muur af. Nog 4 meter. Nog 1 meter. Zo komt de klap. Boem, denk ik in mij hoofd maar de klap komt niet. Ik open mijn ogen en ik zie allemaal mensen in aparte kleding. Tovenaars en heksen besluit ik. Ik zie ook een gigantische rode trein, de Zweinstein Express. Ik kijk achterom mijn moeder staat er ook. Ze geeft me een knuffel en zegt me gedag. Ik ga haar echt niet zien de komende tijd. Ik ga haar wel missen natuurlijk, maar ik heb wel heel veel zin in school! Donna maakt een geluidje. Ik kijk naar de uil. Tijd om een plekje te zoeken in de trein.

Nog een laatste knuffel voor mama en ik loop de grote rode trein in. Door het afscheid nemen ben ik een beetje laat en het is inmiddels al 5 voor elf. Ik zoek naar een lege coupé, maar vind die nergens. Na een tijdje door de trein lopen, die inmiddels al rijdt, zie ik een bijna lege coupé. Er zit een jongen met warrige donkerblonde haren in. Hij heeft wat kleine littekens op zijn handen en kin. Hij leest een boek. Zo te zien is hij ook eerste jaars. Ik klopt aan en doe deur open.

'Hey, mag ik hierbij komen zitten?' vraag ik. De jongen kijkt op van zijn boek en kijkt me aan met zijn mooie, bruine ogen. 'Ja tuurlijk, maar straks komen er nog wat andere jongens die hier ook wilden zitten. Ze lijken me wel aardig hoor.' zegt hij. 'Oh geen probleem, is alleen maar gezellig,' zeg ik. Ik pak mijn spullen en zet ze neer in de coupé. 'Is dat jouw uil?' 'Nee, die heb ik gestolen' grap ik. Volgens mij gelooft hij het, want hij kijkt me geschrokken aan. 'Nee joh, tuurlijk niet' lach ik. 'Ik maak maar een grapje. Maar even een serieus antwoord, dit is inderdaad mijn uil, ze heet Donna.' De jongen lacht om mijn grap. Gelukkig maar. 'Het is wel een hele mooie uil' zegt hij. 'Dankje' zeg ik. Dit is echt een hele lieve jongen. Ik ze nog de laatste dingen in het bagage vak en ga dan zitten. De jongen is inmiddels alweer helemaal ik zijn boek gedoken.

'Hoe heet je eigenlijk?' vraag ik nadat ik ben gaan zitten. 'Oja sorry dat ik vergeten ben me voor te stellen. Maar ik ben Remus, Remus Lupos' 'Hoi Remus, ik ben Hannah Willems' stel ik mezelf voor. 'Ga jij ook naar het eerste jaar?' vraagt Remus. 'Ja, jij dus ook? Ken jij al mensen? Ik namelijk niet...' 'Ja die jongens die zo nog komen, James, Sirius en Peter' 'Oh nice!' zeg ik blij. 'Maar ben jij een dreuzeltelg? Omdat je niemand kent?' 'Nee, halfbloed, mijn moeder is getrouwd met een dreuzel en is toen gestopt met toveren.' 'Oh zo, maar heb je een beetje zin in Zweinstein?' 'Jaaa! Sinds ik de brief heb gekregen, en m'n schoolspullen heb gekocht ben ik al bezig geweest met alle boeken lezen en wat spreuken oefenen!' zeg ik enthousiast. 'Echt waar? Ik ook!' roept Remus nu super blij. 'Gelukkig ben ik niet de enige nerd' lach ik. 'Geldt ook voor mij' lacht Remus mee. 'Welk boek lees je?' 'Fabeldieren en waar ze te vinden van Newt Scamander.' 'Oh dat boek ken ik niet, wat best vreemd is aangezien ik heel veel boeken heb gelezen' lach ik om mijn eigen grap. 'Kan kloppen, dit boek is ook geen boek wat je in dreuzelbibliotheken vindt' zegt hij. 'Ja klopt' zeg ik. Ik bestudeer de kaft en zie allemaal indrukwekkende beesten. 'Wow wat is dat voor een dier?' vraag ik, wijzend op de kaft. 'Dat is een-' Remus wordt onderbroken door een deur die opengaat. Er staan drie jongens in de opening. De ene heeft warrig zwart haar en een bril. De tweede heeft lang golvend zwart haar en grijze ogen. De derde heeft donkerblond haar en blauw-grijze ogen en erg grote voortanden.

'Wie ben jij?' vraagt de middelste jongen, de jongen met de bril. 'Hannah' zeg ik snel. 'En dat is Remus' zeg ik. 'Ja dat wisten we al' zegt de donkerblonde en wat kleinere jongen. 'Maar waarom zit je in onze coupé?' zegt de jongen met het golvende haar. 'Mag dat niet dan?' kaats ik terug. 'Jawel, maar-' begint de jongen met golvend haar. 'Maar wij zaten hier al,' maakt de jongen met de bril hem af. 'Nouja, ik ga wel ergens anders zitten, hoe heten jullie eigenlijk.' 'James Potter' 'Sirius Zwarts' zeggen de twee jongens met zwart haar tegelijk. De jongen met de bril heet James en de jongen met golvend haar heet Sirius. 'En hoe heet jij?' vraag ik aan de kleine jongen met grote voortanden. 'Peter Pippeling' Ze blijven in de opening staan. Ik heb niet zoveel zin in deze jongens. Remus is wel heel aardig. Die andere vast ook wel maar ik voel me een beetje weggepest. Ik kom ze vast nog wel tegen. 'Vertel me nog maar een keer over die beesten,' zeg ik tegen Remus terwijl ik mijn spullen pak. 'Zal ik doen,' antwoord hij terug.

'Nou ik ga maar weer' zeg ik met mijn hutkoffer en Donna in mijn handen. 'Ik zie jullie wel op Zweinstein, dag!' Ik glimlach en ik loop weg, op zoek naar een nieuwe coupé.

Mijn Leven Op Zweinstein // Hannah WillemsWhere stories live. Discover now