Hoofdstuk 31

39 7 1
                                    

De laatste dagen probeerde ik zo normaal mogelijk te laten lopen. Remus en Lily gingen er mee akkoord toen ik dat voorstelde. Ik heb ook aan Sophie verteld over het gekke briefje. Ze zei dat ze wist dat het goed zou komen. Het is jammer dat Sophie in Ravenklauw zit. Natuurlijk, het is leuk voor haar, maar soms wil ik gewoon dat ze vaker bij ons zou zijn.

Inmiddels is de laatste ochtend al aangebroken. Gisteren hadden we de middag vrij om in te pakken. Straks na het ontbijt staat de trein klaar en vertrekken we naar huis. Of naar mijn nieuwe huis, ik weet het niet.

"Hannah!" roept Remus als ik door het portretgat probeer te klimmen om naar het ontbijt te gaan. Ik weet niet of ik dit wil. Hij heeft het uitgemaakt. Ik wil helemaal niet meer heen praten, dus ik loop door. "Hann, wacht!" Ik blijf doorlopen. Remus rent nu achter me aan. Ik weet dat ik nu niet meer kan doen alsof ik hem niet hoor. Ik draai me om. "Oh hallo Remus! Ik had je niet gehoord," lach ik overdreven nep. Hij rolt zijn ogen. "Hannah," zegt hij duidelijk zoekend naar woorden, "heb je alles wel ingepakt?"

Ik zucht. Als dit is waarvoor hij hysterisch achter me aan moest rennen. "Ja hoor," zeg ik. En ik loop door naar het ontbijt. Ik zie Lily aan het eind van de gang staan en aangezien ik echt geen behoefte aan sociaal contact heb duik ik maar weer een WC in.

Tot mijn genoegen is dit wel gewoon een damestoilet. Dat baseer ik op het feit dat er geen urinoirs hangen en dat het hier ruikt naar bloemen. Ik doe de deur van het hokje open, doe de bril omlaag en ga hier wat tijd doden. Gelukkig had ik een boek bij me. Ik lees een aantal bladzijden. Ik kijk steeds op mijn horloge om in de gaten te houden dat ik genoeg tijd heb om te ontbijten en mijn bagage optijd in te leveren. Maar ook dat ik laat genoeg ben zodat mijn vrienden al weg zijn.

Na tien minuutjes gelezen te hebben, berg ik mijn boek op, ga ik staan, spoel ik door en was ik mijn handen. Gewoon voor het geval dat er nog iemand binnen is.

Daarna loop ik naar de Grote Zaal om te ontbijten. Gelukkig was er niemand die weet van mijn vertrek en de brief van mijn ouders. Als ik mijn tweede toast met jam op heb, komt Lily de Zaal ingelopen. "Hoi,
Hannah! Waar was je nou? Ik was je gaan zoeken maar ik kon je niet vinden." "Ik was gewoon hier aan het eten." Ze knikt, maar ik zie dat ze me niet geloofd. Ze gaat naast me zitten en zegt wat zachter: "Ik snap dat het moeilijk is dat je weggaat en dat je niets weet, maar je hoeft me niet te ontwijken."

Ik ben verbaasd dat ze me doorheeft. Maar eigenlijk niet, Lily kent me te goed.

Ik knik. "Sorry Lils, ik weet het gewoon allemaal niet zo goed meer. Het is zo moeilijk." "Snap ik, Hann. Maar we houden wel contact hè? Wat er ook gebeurt. Ik ben eigenlijk net zo goed dreuzel net als jij! Je ouders vinden contact met mij vast goed!" "Wat maakt het uit of je bij dreuzels woont," zucht ik. "Het is niet alsof mijn ouders me hier weghalen omdat ik niet meer met tovenaars en heksen kan omgaan," haal ik mijn schouders op. "Althans, dat denk ik, ik weet het niet." Ik zucht.

Dat is misschien nog wel hetgeen wat me het meest dwars zit. Ik weet niets. Ik weet niet wat er aan de hand is, of waarom ik moet verhuizen. Waarom ik dan niet meer naar Zweinstein kan.

"Maar ik zal mijn best doen om je te schrijven, Lils. Echt waar, maar ik weet nu niets. Ik weet niet of het kan maar ik hoop het wel heel erg." En dat is gemeend. Ik zei dat niet tegen Remus, maar ik hoop ook dat ik hem kan blijven schrijven. En ik ga er alles aan doen zodat dat mag van mijn ouders. Ze snappen toch ook wel dat ik nu een heel leven heb opgebouwd?

*

"We rijden al in de stad!" roept Lily blij. Lily vind het altijd heerlijk om naar huis te gaan. Ze heeft een hele goede band met haar ouders. "Ik ben benieuwd hoe het met Tuuntje gaat," zegt ze dromerig. "Vast prima," stel ik haar gerust. "Ze had toch een vriend. Die -eh hoe heet hij ook al weer- Herman ofzo?" "Ja, belachelijk saaie vent, maar wel aardig hoor. Hij past wel goed bij haar. Hij houdt echt van haar." Ik glimlach. "Dat is fijn."

Ik denk aan Remus. Hij past ook goed bij mij. En Lily past bij James. Ze zijn zo cute samen. Ik snap echt niet dat ze dat niet durft toe te geven. We rijden Kings Cross Station in. Ik zie alle ouders al staan. Mijn moeder staat er ook. Mijn vader niet, hij kan niet door de muur heen. De trein komt na ongeveer 10 uur tot stilstand. We pakken onze spullen en doen de gordijnen van de coupé over. Door de raampjes zien we iedereen door de smalle gangetjes lopen. Door de ramen aan de andere kant zien we zien we het perron volstromen met kinderen die hun ouders opzoeken. Als het wat rustiger is gaan ook wij de coupé uit. Ik loop naar buiten, zeg Lily gedag en zoek mijn ouders.

Ik loop naar de poort richting het dreuzeldeel van het station. Daar zie ik mijn ouders staan bij platform 8. Ik loop sneller naar ze toe. Donna maakt een geluidje. Inderdaad. Wat moeten de dreuzels denken als ze mij zien lopen met een uil.

"Hallo," zeg ik, "hoe gaat het? En wat was dat met die brief?" Mijn moeder kijkt begripvol, ze had die vraag zien aankomen. "Niet hier." Mijn vader knikt. "Kom we gaan naar de auto," zegt hij.

*

Als we zo'n vijf minuten onderweg zijn, begin in meteen weer over de brief. Ik wil heel graag weten wat er aan de hand is. "Je moet weten dat dreuzels en tovenaar en heksen niet altijd rustig hebben kunnen samenleven. Vroeger verbrandden ze heksen op de brandstapel." Dat kan ik me nog herinneren van geschiedenis. Nooit de link gelegd dat dreuzels en tovenaars deze geschiedenis delen. "Als het echt een heks was, gebruikte die natuurlijk een spreuk. Maar er zijn heel veel dreuzels gestorven doordat men dacht dat ze heksen waren," vertelt mijn moeder. "Dat weet ik. Maar wat heeft dat met jullie brief te maken?"

"Papa komt uit een familie die nogal bekend om stond om het uitroeien van de magische gemeenschap. Zijn voorouders waren heksenjagers. Dat was ook de reden dat ik in het begin verborgen hield wie ik was. En het was ook de reden dat ik er jaren lang niets mee heb gedaan. Zijn ouders willen nog altijd een heks vermoorden als ze er een tegen zouden komen. En zo is papa ook opgevoed. Zijn moeder, jouw oma, is al heel lang weduwe zoals je weet. En zij heeft nu mantelzorg nodig. Papa heeft aan opa gezworen dat, dat als het nodig was hij oma in huis zou nemen. En dat is dus ook de reden dat we moeten verhuizen. We hebben meer ruimte nodig." "En daarom kan ik niet meer naar Zweinstein?" Ik voel dat er een traan over mijn wang rolt.

"Misschien begrijpt oma het wel! Ze zou mij toch niet willen vermoorden?" "Geloof mij Hannah," zegt mijn vader die zich tot nu toe nog niet in het gesprek gemengd had "dat zou ze doen. Het gaat al jaren zo in de familie. We hebben altijd geleerd wat de typische dingen zijn die heksen doen. En nog heb ik het gemist bij je moeder." Bij dat laatste kijken met ouders elkaar lachend aan. "Het is niet anders," zegt mijn moeder, "we gaan nu naar ons nieuwe huis. Oma trekt volgende week in. Je hebt nu dus nog even de tijd om brieven te schrijven, je uil aan iemand te geven en je spullen goed te verstoppen."

"En mijn school dan? Ik kan toch niet halverwege stoppen? Er is nog zoveel te leren!" "Perkamentus zei dat het goed was en dat hij de situatie begreep. En dat als je ooit weer terug wil, hij er het volste vertrouwen in heeft dat je kunt bijspijkeren. Je bent een getalenteerde heks volgens hem." "En dus ook zonde om dan te stoppen met school," zucht ik. Mijn moeder knikt. "Maar het is niet anders." "Kunnen we - begrijp me niet verkeerd hoor, ik heb het altijd leuk gehad met oma, maar - kunnen we haar niet vermoorden ofzo. Of haar niet in huis nemen?" "Ik heb het beloofd," zegt mijn vader nu boos. "En nee, je gaat mijn moeder niet vermoorden!" "Doet niet zo gek, Hannah," bijt mijn moeder me toe. "Het was maar een grapje..." zeg ik. Maar het was geen grapje. Want ik zou er alles voor over hebben om gewoon naar Zweinstein te kunnen blijven gaan.

Ik zou zo graag terug willen, maar ik vrees dat het niet kan. Ik denk dat ik me er maar bij neer moet leggen, net als mijn ouders.

We rijden de Karperlaan in en stoppen voor nummer 8. "Dit is ons nieuwe huis," zegt mama. Ik stap uit en kijk naar het huis. Het is best wel groot. Op de veranda staat een gezellig bankje en ik de voortuin is een kleine vijver met een aantal vissen. Tot mijn verbazing hebben alle mensen dat in de Karperlaan. Hoe ironisch. Maar ook ontzettend saai. Het zou me niets verbazen als er karpers in de vijver zitten. "Wat zit er in de vijver mam?" "Gewoon wat goudvissen," zegt ze. "Oma vond het leuk om ze te houden." Ik maak een geluidje zodat ze weet dat ik geluisterd heb. "Ik moet weer naar een dreuzelschool hè?" zeg ik. Mijn moeder knikt. "Zo raar, dat was altijd het plan, maar nu het ineens moet en je weet wat het anders was is het helemaal niet meer leuk." Mijn moeder knikt begripvol.

A/N: Nou een extra lang deel! Vergeet geen ster te geven en een leuke comment achter te laten. Wat hopen jullie dat er gebeurt? En hoe denk je dat het verder gaat? En wie is je favoriete ship in dit boek? Mijne hanmus hahahah!

Mijn Leven Op Zweinstein // Hannah WillemsWhere stories live. Discover now