32. Back to Hogwarts.

3.1K 208 100
                                    

Ik stond als verloren op perron 9 3/4. Mijn ogen gleden langzaam langs de mensen. Ik voelde me onzeker nu ik wist dat sommigen van deze mensen het wisten, ze wisten wat ik had gedaan. Het was een raadsel, ik had geen idee wie het had doorgefluisterd, maar toen ik vorige week door de Wegisweg slenterde hield een vrouw mij aan omdat ze me herkende. 'Jij bent dat meisje dat die Dreuzel-' verder was ze niet gekomen, ik was woedend langs haar heen gestormd. Zij bleek tot overmaat van ramp niet de enige te zijn, overal staarden mensen mij aan, ze hadden allemaal dezelfde blik op hun gezicht - een soort nieuwsgierige frons, die niks anders dan afschuw lieten doorschijnen.

Ook Roos, James en Albus leken het te weten. Roos had me de hele vakantie geen brief meer gestuurd, en hetzelfde gold voor James en Albus. Ze waren kwaad op me, maar dat begreep ik wel - hoe kon je iemand die zoiets deed nou nog vertrouwen?

Nu was het echter de vraag waar ik in hemelsnaam moest gaan zitten. Het liefst zat ik alleen in een coupé, al zou dat moeilijk worden aangezien ik best wel laat was aangekomen. Ergens wilde ik die trein ook helemaal niet in, al die bekende gezichten - waarvan sommigen misschien wel dezelfde afschuw voor mij voelden als ik op dit moment zelf deed.

Ik schrok op toen er een schouder tegen de mijne aanbotste. Als een vlaag van opluchting bedacht ik me dat het James was - maar dat bleek helemaal niet het geval te zijn. Dit was geen jongen met zwart warrig haar, bruine ogen en een grijns waarvan ik elke keer hartkloppingen kreeg - dit was een jongen met net witblond haar, grijze ogen en een grijns waarvan ik de rillingen kreeg!

'Hey.' Grijnsde Malfidus mijn kant op.

Ik staarde hem verbaasd aan, Scorpius Malfidus die binnen een radius van drie centimeter in de buurt stond van een modderbloedje!

Drie centimeter!

Ik deinsde geschrokken aan de kant, hij had zo dichtbij gestaan dat ik me er oncomfortabel door had gevoeld. 'H-hallo.' Stamelde ik.

'Wat heb jij?' Malfidus bekeek mijn geschrokken houding, en ergens meende ik te zien dat hem dat amuseerde.

Ik schraapte mijn keel, haalde onverschillig mijn schouders op en vroeg me toen af waarom ik daar überhaupt op had gegereageerd. Ik liet me toch zeker niet intimideren door Malfidus?

Ik wierp hem een geïrriteerde blik toe en rechtte mijn rug. 'Ik kan beter vragen wat jij opeens hebt, wist je niet dat modderbloedjes besmettelijk zijn?'

Met die woorden wilde ik de trein instormen, maar Malfidus klemde zijn hand om mijn arm - iets wat me voor een moment heel erg verwarde, al wist ik niet precies op welke manier.

'Zit je daar nog steeds mee?' Vroeg hij oogrollend. 'Kijk, je mag dan wel een modderbloedje zijn, maar je hebt bewezen dat je een Zwadderaar bent.'

Ik liet mijn wenkbrauwen zakken in een donkere frons. 'Wat bedoel je daar nou weer mee?'

Hij reageerde daar op door te lachen, al wist ik precies wat hij had bedoeld. Het beviel me niks. 'Kom.'

Ik schrok van de hand die hij opeens op mijn rug legde. Alles op dat moment vertelde me dat ik moest vluchten, maar op één of andere manier liet ik me door hem de trein in leiden.

'Waar gaan we heen?' Vroeg ik, inplaatsvan te snauwen dat hij zijn handen thuis moest houden. Mijn lichaam leek op dit moment niet helemaal samen te werken met mijn hoofd.

'Nou, ik denk niet dat je nog bij die Potter en z'n vrienden kan gaan zitten.' Zei Malfidus, met een kleine triomfantelijke grijns. Het had me moeten irriteren hoe hij de naam "Potter" had uitgesproken, maar ik was gewoon te overrompeld om er ook maar op te letten. 'Daarom kan je bij ons zitten.'

The Last SlytherinWhere stories live. Discover now