53. The face behind the mask.

2.7K 210 51
                                    

De schreeuw die mijn gehoorgangen vulde, bleek van mij te zijn. Pijn verspreidde zich door mijn lichaam als brand in een droog bos - het vlamde over mijn huid heen, ik voelde het tot in mijn botten branden. Elk eeuwig durende moment bouwde het zich op, het werd maar erger en erger - er zat geen einde aan, geen begin. Ik wilde mezelf bewegen, om de pijn van me af te schudden, maar tegelijkertijd durfde ik mezelf niet te verroeren, bang voor de pijn die dan erger zou kunnen worden. Ik wist niet wat ik moest doen om die vreselijke pijn te stoppen. Ik schreeuwde - ik schreeuwde mijn longen uit mijn lijf, ik schreeuwde mijn keel schor, ik schreeuwde om die vreselijke pijn uit mijn lichaam te krijgen. Mijn nagels boorden zich in het hout van de stoel, de tranen stroomden langs mijn dichtgeknepen oogleden - en toch besefte ik me dat nauwelijks. De pijn leek mij uit de realiteit weggetrokken te hebben, want op dat moment was dat het enige wat bestond. Zelfs de tijd leek mij niet te kunnen vatten: alles was een oneindigheid vol pijn.

En toen stopte het.

Ik klapte abrupt naar voren. Ik hapte naar adem, terwijl ik de tranen over mijn wangen kon voelen stromen. De jammerkreet die uit mijn keel kwam, klonk hoog en schel - mijn stembanden leken wel doormidden te zijn gezaagd, zo rauw voelde mijn keel. Ik slikte, probeerde mijn gejaagde ademhaling onder controle te krijgen en slaagde daar niet in.

'In godsnaam ben jij wel goed bij je hoofd!' Dat was niet de stem van de Dooddoener die de martelvloek op me had uitgesproken, maar het drong niet tot me door - ik had het ook nauwelijks gehoord, het suizen van mijn bloed in mijn oren was veel te hard.  'Dat had nou ook weer niet gehoeven!'

'O, nee?' De Dooddoener - deze keer wel degene die de vloek van net op mij uit had gesproken - leek ook buiten adem te zijn. 'Waarom niet, als ik vragen mag?'

'Zie je dat dan niet stommeling!' Snauwde de andere stem. 'Het is een kind, Knoop!'

Ik tilde mijn hoofd op, dankbaar om de woorden van het persoon dat zojuist gesproken had... tot ze pas echt tot me doordrongen.

'Knoop?!' Spuwde ik - nog steeds in die hese, hoge stem. Ik sperde mijn ogen open, zocht woest naar de Dooddoener die voor me stond en liet mijn blik op zijn masker rusten. Voor heel even leek de tijd stil te staan. In dat moment, steeg mijn hartslag zo snel dat het leek alsof mijn hart recht naar mijn hoofd schoot. Ik kon het gebonk voelen in mijn oren - totdat dat geluid overging in een hoge piep. Met dat dat gebeurde, raasde er opeens zo'n energie door mijn aderen dat ik het tot in de toppen van mijn vingers kon voelen... het tintelde.

'U moet uw zoon, wat manieren aanleren, meneer Knoop.' Sprak ik ijzig. Er gleed een kilte over mijn gezicht - de vertrokken grimas van net verdween als sneeuw voor de zon. 'Hij heeft namelijk de irritante gewoonte om zijn neus in andermans zaken te steken... net als u.'

Het was allemaal zo logisch geweest. Meneer Malfidus had gelijk gehad, Zabini had zijn eigen zoon echt opgedragen om alles uit te zoeken - net zoals Knoop dat had gedaan. Het was eng om te weten dat Basil en Isaac, zonen van Dooddoeners die mij iets wilden aandoen, zo dichtbij mij waren geweest. Ik had ze nooit vertrouwd - natuurlijk niet - maar toch had ik voor een moment gedacht dat deze jongens niks anders dan een onschuldige vriendschap met mij wilden. Ik was zo dom geweest - zo blind.

Knoop draaide zich woest om naar de tafel Dooddoeners. 'Ik had gezegd: geen namen!' Riep hij kwaad. 'Stomme idioten!'

Één van de Dooddoeners zuchtte. 'Je bent zelf een idioot.' Mompelde hij, kinderachtig genoeg. 'Haar geheugen is gewist. Dat lijkt me toch vrij duidelijk?'

Ik wist niet goed waar hij het over had, maar zijn woorden kwamen zo akelig overeen met de woorden die Anderling en Romeo Wolkenveldt met elkaar gewisseld hadden, dat er een huivering door mijn rug trok.

The Last SlytherinWhere stories live. Discover now