58. He doesn't want you.

3.1K 170 234
                                    

Toen ik de trein uitstapte, had ik verwacht dat de meeste spanning tussen mij en James wel voorbij zou zijn, maar ik had er nog geen seconde bij stil gestaan dat het beeld van mij, samen met Basil, Isaac en Wendy, die spanning weer volledig zou opwekken. Het was al te laat voor ik er erg in had, want met dat ik mijn voeten op het perron vlakbij Zweinstein zette, zag ik dat hij me had liggen opwachten.

Zijn blik had in de eerste instantie vol schuldgevoel gestaan - alsof hij zich rot voelde over de dingen die hij had gezegd - maar toen hij Basil achter mij zag verschijnen, vertrok hij zijn gezicht in een ongelovige grimas. Hij keek naar Basil, toen naar Wendy - die de trein ook uit kwam lopen - en toen naar mij. Zijn ogen fonkelden... ze fonkelden vol woede om het verraad dat ik in zijn ogen had gepleegd.

Ik was niet van plan om een excuus op te ratelen. Ik had namelijk geen excuus voor mijn plotselinge wisseling in vriendschappen. De reden dat ik met deze personen omging, wist hij waarschijnlijk - daarom wendde ik mijn ogen van hem af, hoeveel pijn het me ook deed.

Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe zijn gestalte weg beende uit de stromen mensen die de trein uit kwamen. Het was alsof ik aan hem vastzat via een heel dun draad. Als ik zou blijven staan, zou het draad knappen, en als ik hem achterna zou gaan, zou het draad gespaard blijven.

Het knapte.

En daarmee knapte er iets in onze gevoelens voor elkaar. Ik zou het kunnen maken door de draden aan elkaar te knopen, maar dat draad hield dan vervolgens voor eeuwig een knoop - als een litteken dat nooit weg ging.

Ik had het verprutst, en dat was misschien maar goed ook.

Basil liep zonder iets te zeggen voor mij uit, en dus besloot ik dat ik hem maar beter kon volgen. Wendy liep aan mijn zijde - haar blik stond zoals altijd afgesloten en donker, maar nu ik een paar uur met haar had doorgebracht in de trein, was ik er achter gekomen dat er achter die blik toch nog een aardig persoon zat... alhoewel, aardig vergeleken bij Isaac en Basil - en hen kon je niet bepaald aardig noemen.

Isaac liep achter ons. Hij had de hele weg al een pesterige grijns op zijn gezicht gehad en ik gokte dat die grijns nog steeds niet was weggegaan. Ik had geen idee waarom hij zoveel plezier uit het kwellen van anderen haalde. Waarschijnlijk was dat een trekje dat hij van zijn vader geërfd had.

Niet veel later kwamen we aan bij de koetsen. De aanblik van die vreselijke Terzielers lieten mij mijn pas abrupt inhouden. Ik wist dat deze beesten mij geen kwaad zouden doen, en toch was er iets aan het uiterlijk van de dieren dat mij nerveus maakte.

Isaac Knoop was schuinachter mij blijven staan - ik kon zijn grijns haast in mijn rug voelen prikken. Hij boog zich geamuseerd naar mij toe. 'Je kan ze zien, is het niet?'

Ik kon voelen hoe zijn adem langs mijn haar blies. Er trok een huivering door mijn rug en ik trok mijn schouders gespannen op - ik voelde me niet comfortabel bij de weinige afstand die tussen ons in zat.

Isaac lachte bij het zien van die reactie. 'Je weet vast waarom je ze kan zien.'

Natuurlijk wist ik waarom ik de Terzielers kon zien: ik was getuige geweest van de moord op mijn bloedeigen familie... de moord waarin zijn vader een grote rol had gespeeld.

Ik klemde mijn kaken op elkaar, porde hem met mijn elleboog in zijn ribben en wilde naar de koets toe lopen.

Hij greep mijn arm vast.

Zijn greep was zo strak dat ik er van schrok. Ik wilde naar adem happen, maar de ruk waarmee hij mij terug naar zich toe draaide leek de lucht vanuit schrik uit mijn longen te persen.

'Dat zou ik maar niet nog eens proberen, prinses.' Spuugde hij in mijn gezicht. Zijn ogen fonkelden vol woede, terwijl hetgeen wat ik bij hem had gedaan niet eens zo erg was geweest als hetgeen wat hij bij mij had gedaan. Dat was waarschijnlijk nog zoiets wat hij van zijn vader geërfd had.

The Last SlytherinWhere stories live. Discover now