82. Don't Hurt Them.

2.6K 198 137
                                    

'Op de vlucht?'

'Alweer?'

Misschien deed ik het omdat ik de haat door mijn aderen voelde stromen bij het zien van hun gezichten. Misschien deed ik het omdat mijn hart zich samenkneep bij het idee van een strijd tussen het gevaar en mijn dierbaren. Misschien deed ik het ook wel vanuit wraak.

Hoe dan ook, aarzelde ik geen moment toen ik mijn staf op de gezichten van de Dooddoeners richtte.

We waren zojuist het gat van de leerlingenkamer doorgekropen - Lily stond als verstijfd voor mij, en achter ons stroomden een aantal Griffoendors ook naar buiten. De gezichten van meneer Zabini, meneer Knoop, meneer Faulk, Isaac, zelfs Basil, en een aantal ontsnapte Dooddoeners uit Azkaban - grijnsden ons gemeen toe.

'Jullie kunnen niet blijven rennen.' Zei meneer Knoop vermaakt. 'Maar, dat zullen we ook niet laten gebeuren - natuurlijk.'

Vergeleken bij de SVA, leken de Dooddoeners kalm en geamuseerd. De SVA stond strak, nerveus - wachtend op een aanval waarvan ze niet zeker waren wat het zou brengen.

De Dooddoeners leken ons slechts te zien als een klein groepje kinderen, maar ik wist dat hun grijnzen iets anders betekenen. Hun grijnzen waren niet op hun gezicht getekend omdat ze zich vermaakten - die grijnzen waren er omdat ze ons wilden intimideren. Ze waren zelf bang, maar wilden dat niet laten zien.

Toch zag ik het.

Want ik was één van hen geweest.

Maar zou nooit meer één van hen worden.

En toen Basil naar voren stapte, voelde ik die donkere schim van de toekomst; een naderende tragedie, een gevaar zo dichtbij, een gebeurtenis waar niet van te vluchten viel. Mijn angsten vertelden me dat ik dat wel moest doen. Dat ik moest rennen en opgeven, dat ik mezelf aan het warme gevoel van veiligheid moest vast klampen.

Maar veiligheid, was iets waarvan ik was vergeten hoe het voelde. Veiligheid was mij ontnomen - een lange tijd geleden.

Dus het maakte niet uit. Ik hoefde niet te vluchten. Ik hoefde geen veiligheid - niet voor mezelf, niet meer.

Ik gaf op, en toch niet; ik gaf alles, voor hen.

'Expelliarmus!'

De rode flits die uit mijn toverstok schoot, trof Basil in zijn borstkas, sloeg hem van de grond af en slingerde hem naar achteren - tegen de Dooddoeners aan. Zijn staf cirkelde door de lucht. Het ding viel van een aantal treden af en kletterde daar ergens op de grond.

Een moment lang waren de Dooddoeners stil.

Vervolgens vielen ze aan.

Snel was Zweinstein geen Zweinstein meer. Het was een chaos van mensen, van spreuken, aanvallen en verdedigingen. Scheldwoorden, kreten, vervloekingen en klappen klonken door de ruimte. De Griffoendors waren zeker niet sterker dan de Dooddoeners. Veel leerlingen vluchtten de leerlingenkamer weer in - anderen glipten tussen de Dooddoeners door en denderden de trappen af. Die leerlingen kwamen echter niet ver. De groep Dooddoeners en leerlingen verspreidde zich over de trappen, en de trappen begonnen verward te schuiven over welk persoon ze naar welke bestemming moesten brengen. Het was een chaos: een chaos waarin ik mezelf dichtbij James, Lily, Lydia, Theo, Katherine, Sedeus en de rest van de SVA hield. Na een tijdje waren wij de enigen die nog bovenaan de trappen stonden. De rest was naar beneden gevlucht.

Ik zette de deur van mijn ziel op een kier - door die kier heen loerde duisternis. Ik kende het gevaar; die kier zou een deuropening worden, die deuropening zou een uitnodiging naar binnen zijn. Duisternis sloop als een ongrijpbare mist bij mij naar binnen. Ik voelde het kruipen en krioelen naarmate de vervloekingen uit mijn staf schoten. Ik gebruikte het echter niet tegen de mensen van wie ik hield. Ik gebruikte het vanuit wrok en wraak naar de Dooddoeners. Ik liet mijn woede los: het beest van de duisternis in mij scheurde alles kapot.

The Last SlytherinWhere stories live. Discover now