- 23 - RODNEY

40 11 2
                                    

 Hij rustte zijn hand op het onafgewerkte verfwerk dat het bardeurtje versierde en duwde hem open

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

 Hij rustte zijn hand op het onafgewerkte verfwerk dat het bardeurtje versierde en duwde hem open. Ruwe, houten splinters sneden in zijn palm; stukjes zwarte verf kruimelden op de vloed. Toen hij het deurtje open duwde, kraakten de scharnieren, maar hun geluid werd overstemd door een muur van geluid. Gelach overstemde de zware stem van André Hazes. Gesprekken wervelden in een vuile rookwolk, de stagnerende stank van sigaretten verstopte zich in andere stinkende geuren. Een scherpe geur van drank drong zijn neus binnen, als zwarte rookwolken die van een brandend huis kwamen. Hij kon zelfs een vleugje van de zure geur van spuug ruiken.

Met een diepe zucht ging hij achter de bar staan, pakte een paar glazen op en begon deze af te wassen in de wasbak met lauw water voor zich. Het was slecht verlicht in de kroeg en door de weinige ramen vielen slechts eenzame straaltjes licht van de lantaarnpalen naar binnen. De enkele lampen die het plafond versierden werden vervaagd door de hevige rookwalm die zich er omheen had verzameld. Het reflecteerde op de tientallen flessen sterke drank die ondersteboven achter de bar hingen.

Hoewel het dinsdagavond half zeven, was, leek de kroeg verrassend vol te zitten. Aan de bar zaten de vaste gasten, allemaal met hetzelfde drankje als altijd in hun hand.

Desley, de jonge en donkere jongen die hier als sinds kleine jongen met zijn vader kwam, zat zoals gewoonlijk met een Whisky on the Rocks aan de linkerkant van de bar. Naast hem zat de zo goed als bejaarde Wilma met een glas rode wijn in haar hand. Ook zij zat er iedere dag, steeds met dezelfde lippenstift op haar mond en dezelfde dik-getekende wenkbrauwen, altijd wachtend op een prins die haar uit haar toren kwam redden. Er was nooit een prins en de toren was er ook niet – er was alleen de kroeg en de mannen die misbruik van haar maakten. Een groepje jonge meiden waren een kaartspelletje aan het doen rond de statafel in het midden van de kroeg. In het uiterste hoekje van de kroeg stonden twee jongemannen te praten met Brian, de dealer die van Café 't Hoekje zijn vaste dealplek had gemaakt.

Rodney werkte al zolang hij het zich kon herinneren in Café 't Hoekje. Zijn vader had hem voor het eerst meegenomen toen Rodney een jaar of acht was en toen hij een jaar of twaalf was, had zijn vader besloten dat Rodney maar mee moest betalen in het huis. Hij had de baan voor hem geregeld en sindsdien was hij hier niet meer weggegaan. De eerste keer dat hij hier was gekomen, was er een enorm kroeggevecht uitgebroken tussen zijn vader en een paar andere mannen. Rodney had moeten toekijken hoe zijn vader in elkaar geslagen werd. Dat was het moment dat hij had besloten nooit zo te worden. Niemand zou hem in elkaar slaan.

Het had niet lang geduurd tot Rodney een reputatie had gekregen en niet veel later volgde een reputatie voor de kroeg. Met zijn dronken buien kwamen vaak de nodige losse handjes mee en die losse handjes zorgden op hun plaats weer voor het verkeerde volk in de kroeg, waardoor het ondertussen de naam had gekregen als drugs-hol van Noord-Holland. Meerdere dealers hadden de afspraak met Rodney om van alles dat zij verdienden in de kroeg te dealen met hem. De baas van de kroeg wist hiervan. Heck, uiteindelijk werkte iedereen in dit godvergeten hol voor zijn baas. Heel crimineel Amsterdam werkte verdomme voor hem.

Vier kleine geheimpjesWhere stories live. Discover now