- EPILOOG -

93 10 36
                                    

De dood was niet vriendelijk

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

De dood was niet vriendelijk. Niemand wist dat beter dan familie Bakker. De dood pakte waar het pakken kon, nam mensen mee die veel te jong waren, veel te goed. Dood deed niet alsof het uitmaakte, deed niet alsof het onderscheid maakte. Het skeletachtige figuur met de zwarte kap had altijd al over hun wereld gehangen, altijd bedreigend. Al eerder waren ze geraakt door de dood, jaren geleden, toen hun moeder bruut voor hun ogen werd vermoord. De dood had een deel van de meegenomen, het deel waarvan ze het meest hadden gehouden, en nu kwam het de andere helft meenemen.

De zon scheen helder en de groenende kleur van een prachtige lentedag onder haar stralen was beledigend vrolijk. Het was alsof de wereld samen was gaan spannen om hen te laten zien dat het door zou blijven gaan zonder haar. Rodney wist dat dit niet zou mogen. Alles zou zo grijs en mistig moeten zijn als zijn emoties, het zou vochtig en koud moeten zijn met stille lucht. Maar de vogels zongen hun lied en de bloemen bloeiden nog steeds. En hij? Hij liep over de begraafplaats als een silhouet van wat hij ooit was, met de wens dat hij net zo onbelangrijk was als de schaduwen, puur en alleen zodat hij zich niet meer hoefde te voelen als hij nu deed.

Hij pakte een steentje van de grond en gooide het voor zich uit. Tranen stroomden over zijn wangen en ergens schaamde hij zich niet eens. Hij had van haar gehouden. Ze was zijn kleine zusje geweest en nu ze weg was, was een licht in zijn hart voorgoed uitgegaan. Hij liep het uitvaartcentrum in en ging zitten in stille rouw, wachtend tot de dienst zou beginnen.

Merita zat met een jongetje naast haar op de eerste rij. Bij het zien van de tranen over de wangen van haar grote broer, krompen al haar ingewanden samen. Na al het verdriet in haar leven, was het makkelijker om simpelweg geen sentimentaliteit meer te hebben voor de doden. Het was makkelijker om niet meer aan ze te denken als mensen, zelfs al ging het hier om haar kleine zusje. Het was een macabere manier van denken, maar het was de enige manier om bij zinnen te blijven. Het meisje in de kist was niet haar kleine zusje, het was een grijs figuur met blauwe lippen en gesloten ogen.

Er was slechts zoveel horror en gebroken harten wat een mens kon verdragen. Slechts zoveel tegenslagen die een mens kon begrijpen. Na een bepaald aantal trappen van het leven kon het niet anders dan dat je door zou draaien. Dus deed ze maar alsof dat niet haar kleine zusje was, maar een willekeurige volwassen vrouw die was overleden.

Jaz zat naast zijn moeder en had haar hand vastgepakt toen hij had gemerkt dat ze vocht tegen tranen. Zijn moeder had hem verteld dat in de kist voorin de zaal zijn tante lag, haar kleine zusje. Vorige week nog had hem verteld dat ze haar zouden opzoeken als ze alles op een rijtje hadden en dat hij haar heel aardig zou gaan vinden. Ze was grappig, had ze verteld, en bovenal nog veel liever dan zij.

Hij kneep in de hand van zijn moeder om haar te kalmeren. Het maakte niet meer uit nu of zijn tante lief geweest was. Het was te laat. Ze was er niet meer en hij zou haar nooit leren kennen.

Ze hadden te lang gewacht.

Ook Devano kwam nu de zaal binnengelopen, een mooie vrouw met rode krullen aan zijn zijde. Op zijn wangen waren opgedroogde tranen te zien en zijn handen omklemden die van haar met intense kracht. Actief bleef hij de kist aan het einde van de ruimte ontwijken, weigerend om te accepteren dat zij daar lag. Het kon zijn kleine zusje niet zijn, dat kon niet. De laatste keer dat hij haar had gezien, was ze vol leven geweest. Een prachtig meisje van elf, klaar om haar leven te starten in hun nieuwe gezin. Ze had kleur op haar gezicht gehad en had gelachen. Ze kon praten en gelukkig zijn. Dat was het meisje dat hij had gekend.

Toen hij voor de kist stond, vulden zijn ogen zich weer met tranen. Een warme hand vond zijn schouder. Zijn blik werd wazig terwijl hij naar het meisje in de kist keek. Zijn zusje. Haar blonde haren waren geborsteld en hingen als een sluier om haar gezicht heen. Haar krullen waren pluizig, maar nog altijd hetzelfde als ze toen geweest waren. Ogen gesloten en geen glimlach op haar lippen. De make-up artiest had haar best gedaan, want als hij niet beter had geweten, had hij gedacht dat ze sliep. De blosjes op haar wangen, de roze lippen. Alles zou hem doen geloven dat ze ieder moment wakker zou kunnen worden.

Hij wist dat het niet waar was.

Ze zou niet meer wakker worden en als hij haar niet alleen had gelaten, had ze hier misschien naast hem gestaan.

Achterin de zaal stond een oude man, een gebroken man. Hij had de laatste witte plukken op zijn hoofd naar achteren gekamd en was in een zwart pak gestapt dat hij had gehuurd bij een winkel. Spijt was af te lezen in zijn gezicht, schuld, verdriet. Hij was de Bakker waarmee het allemaal was begonnen. Het liefst wilde ook hij naar de kist lopen om nog een laatste keer afscheid te kunnen nemen van zijn dochter, maar hij wist dat hij hier niet welkom was. Zij zou hem hier waarschijnlijk ook niet gehad willen, maar hij had zichzelf niet kunnen helpen. Zo graag had hij het goed willen maken met zijn jongste dochter en nu was het te laat. Nu zou ze nooit weten dat hij van haar hield en dat hij spijt had van alles wat hij had gedaan.

Ergens op de laatste rij, zaten tante Josefien en ome Willem. Ze hadden elkaars handen vast en tranen stroomden over hun wangen. In een ruimte waar de moordenaar van haar moeder had gestaan, was het knap om nog minder recht te hebben om daar te zijn dan hij had. Ze wisten zelf ook wel dat van alle mensen op aarde, zij misschien wel de grootste schuld hadden voor het overlijden van hun nichtje. Van iedereen in deze ruimte, hadden zij het meeste bloed aan de handen. Echter was het makkelijker om dat bloed gewoon af te spoelen en te hopen dat niemand de overblijfselen onder hun nagels zou zien zitten.

Buiten het uitvaartcentrum stonden drie agenten te wachten. Eindelijk hadden ze hun bevel gekregen om de beruchte Rooie Rodney op te pakken, maar bij het zien van de gebroken man in de zaal, hadden ze besloten om te wachten. De man zou genoeg pijn hebben als hij vast zou zitten, maar voor nu werd het hem gegund om het te voelen. Voor nu mocht hij rouwen.

Iedereen in die ruimte vroeg zich af wat er na de dood met hen zou gebeuren - wat er met haar zou gebeuren. Zou het meisje naar de hemel gaan, zoals sommige mensen geloofden, of naar de hel? Zou deel van haar achterblijven op aarde om over haar geliefden te waken? Misschien zou ze een nieuwe kans krijgen op het leven, in een beter gezin, onder betere omstandigheden. Misschien stond Magere Heijn wel bij de opening te wachten, zijn hand uitgestoken en klaar om haar te begeleiden naar wat hierna kwam. Wat dit ook mocht wezen.

Angelica ontmoette Magere Heijn nooit en haar ziel werd niet meegenomen. De parelwitte poorten van de hemel zouden haar ogen nooit ontmoeten en ze liep zelfs niet langs de trappen van de hel om haar straf te ontvangen en het geschreeuw van de doden te horen. Een tweede kans op een leven kreeg ze niet en ze werd niet gevangen genomen op aarde als geest om haar geliefden te beschermen. Ze viel niet in een diepe, droomloze slaap, zoals veel mensen hoopten.

In plaats daarvan, terwijl de koude tentakels van de dood haar omhelsden als een oude vriend, vervaagde haar zicht en verliet een laatste adem haar koude lippen. Zij voelde niets. Er was geen emotie meer, geen gewicht meer op haar schouders; enkel het gevoel dat zij zweefde, alsof ze eindelijk deel uitmaakte van de wereld die haar altijd genegeerd had. Alsof ze deel uitmaakte van de sterrenhemel waar ze altijd vol verwondering naar had gekeken. Ze voelde zich heel, alsof ze eindelijk dat laatste puzzelstukje had gevonden waarvan ze niet eens had geweten dat ze die kwijt was. Ze was alles en niets tegelijk.

Eindelijk was ze gelukkig en hoewel het haar pijn deed om haar geliefden te zien zitten in die zaal, tranen stromend over hun wangen, kon ze het niet helpen om te glimlachen. Het was even pijnlijk voor ze, maar ze wist dat aan het einde van de streep, ze allemaal door zouden gaan. Rodney zou voor een lange tijd weggaan, maar zou zijn leven beteren als hij vrij was. Hij zou de relatie met zijn zoon herstellen nu hij had gezien hoe het was geëindigd met zijn zusje. Merita zou haar kracht terugvinden en samen met haar zoon een nieuw leven beginnen. Het zou moeilijk zijn, maar ze zou weten dat Jaz het waard was. Devano zou zijn studie afmaken en zijn best doen om zoveel mogelijk Angelica's te helpen hun lot te ontspringen. Hij zou trouwen met de vrouw waar hij van hield en de schuld die hij voelde zou langzaam naar de achtergrond verdwijnen.

De wereld zou doorgaan zonder haar, maar zou voor familie Bakker net iets minder licht zijn. De overlevende familieleden zouden lang leven en misschien, heel misschien, zelfs een beetje gelukkig zijn.

×××

Vier kleine geheimpjesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu