- 30 - DEVANO

32 10 1
                                    

Duistere donderwolken doemden op in de lucht, iedere tint monochroom, van zilver tot donkergrijs

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

Duistere donderwolken doemden op in de lucht, iedere tint monochroom, van zilver tot donkergrijs. Er bleven enkele plekjes open om de duistere nachthemel te kunnen zien. De gure wind beet door zijn dunne jas. Een rilling liep over zijn rug en hij begroef zijn gezicht tussen zijn schouders. Een paar mannen leunden tegen de auto's op het parkeerterrein waar hij liep. Hun gezichten deels verduisterd door het gebrek aan straatlampen, deels door de capuchons. Het enige licht in de duisternis kwam niet van de maan, maar van de gloeiende punten van hun sigaretten.

De dikke sjaal rond zijn warmde zijn oren in ieder geval een beetje op. Als hij uitademde vormden zich kleine wolkjes voor zijn gezicht en zijn neus had een rode kleur gekregen. Zijn handen had hij diep in zijn zakken gestoken en alsof zijn leven er vanaf hing, kneep hij in zijn handen, in de hoop dat dit ervoor zou zorgen dat ze warm zouden blijven. Bruine haren piekten onder een zwarte beanie vandaan. Zijn tanden klapten ongecontroleerd op elkaar.

Winter.

Hij haatte het.

Hij had die dag liever binnen gezeten, in zijn krakkemikkige appartementje op de zesde etage. Een zoemende radiator naast de bank en een dikke deken om zich heengeslagen. Een hete kop thee in zijn handen en Linkin' Park die hem toezongen over de radio. Mees in de keuken, een heerlijke geur door de woonkamer verspreid. Helaas zat hij niet thuis, maar liep haar daar. In de kleine steeg die naar urine rook, zodat hij in de enorme loods kon komen waar hij zijn buit van vorige week zou kunnen doorverkopen. Ze gaven niet veel geld, maar het was meer dan niets.

En dat was het enige dat uitmaakte.

Een rilling liep over zijn rug en met alle kracht die hij in zich had, probeerde hij zijn kaak te stoppen van trillen. Door zijn ademhaling te reguleren en zijn stappen te versnellen, hoopte hij het iets warmer te krijgen. Hij wist heel goed dat dat hem niet zou lukken. Het was koud. Te koud voor normale mensen en al helemaal voor een man met het figuur van een skelet in niet meer dan een zomerjas.

Als iemand vroeg waarom hij geen winterjas had, zei hij altijd dat hij zich sneller kon bewegen in een zomerjas. De waarheid was dat al zijn verdiende geld opging aan de huur. De organisatie die zijn spullen opkocht, vroeg dan ook bijna zeventig procent van de winst. Zijn uitkeringen waren stopgezet toen hij de laatste keer veroordeeld werd. Ze hadden zijn taakstraf weliswaar zo ingedeeld dat hij het kon combineren met een baan, maar het was niet genoeg.

De enige plek die hem had willen uitnodigen voor een gesprek was een plamuurbedrijf geweest, waar hij nu werkte samen met een stel Polen voor hetzelfde geld als dat zij thuis ook zouden krijgen. Aangezien zij alles naar huis moesten sturen om hun gezinnen daar te onderhouden, hadden veel van zijn collega's klusjes buiten het werk om. Hij had bijna geen keuze gehad en was er zo ingerold.

Mensen dachten altijd dat het leven van een crimineel alleen maar luxe was. Eens in de zoveel tijd zou je moeten inbreken en dan had je spullen. Maar met spullen kon je geen huur betalen en een verkoper die iedere week nieuwe spullen op Marktplaats zette, wekte nieuwsgierigheid op. Dit was zijn enige optie, in ieder geval als hij langer dan een half jaar op vrije voeten wilde staan.

Ze hadden hem al zo vaak gepakt dat het bijna niet te voorkomen was dat hij volgende keer een gevangenisstraf zou krijgen. Zeker als je bedacht dat hij nog een voorwaardelijke straf van een jaar open had staan. Als hij weer voor een inbraak, of misschien wel voor heling, gepakt zou worden, zou hij zeker twee jaar naar de gevangenis moeten.

Bij de loods aangekomen, begroef hij zijn gezicht iets verder in zijn sjaal en trok hij zijn beanie iets verder over zijn voorhoofd. Zonder er erg in te hebben, keerde hij zijn hoofd een beetje weg van de camera die boven de deur hing. Automatisme. Hij hoefde niet te kloppen, want op het moment dat hij zijn handen uit zijn zakken haalde, opende de deur.

De man die in de deuropening verscheen was net zo grijsharig en ruig als een ongeschoren schaap, maar of hij ook zo zachtmoedig was, was niet te zeggen van de spierkoorden die in zijn nek knoopten en zijn strakgetrokken shirt, dat gespannen over zijn uitpuilende borst geknoopt was. Zijn felblauwe ogen waren duidelijk te zien achter het gordijn van haren dat over zijn voorhoofd krulde.

Devano keek jaloers naar de dikke, leren jas die losjes over zijn hing. Beschaamd keek hij naar de spijkerjas om zijn skeletterige lichaam. Hij kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn jaloezie van zich af. Het leven was niet eerlijk, dat was het nooit geweest. Hij wist eigenlijk niet waarom hij daar nog verbaasd om was.

"Devano," zei de man, waarna hij uit de deuropening stapte om hem binnen te laten. "Hoezo duurde het zo lang?"

Devano stapte langs de man heen zonder hem ook maar een blik waardig te keuren. Een aangename warmte begroette hem zodra hij binnen was. Een opgeluchte zucht verliet zijn lippen.

Het ging hem niets aan waarom het langer had geduurd. Soms duurde het nu eenmaal iets langer. Met een chagrijnige blik overhandigde hij de lijst met gestolen spullen stilzwijgend aan de man. Terwijl de ogen van de man over de lijst schoten, keek Devano afwezig de loods door.

Zijn voetstappen klonken luid op de betonnen vloer en galmden door de enorme ruimte heen. Het was leeg, op een aantal spullen onder een groot zeil en een tafel met klapstoelen eromheen in het midden van de loods na. De tl-balken verlichtten de ruimte, maar gaven het een neerslachtige sfeer – een van de lampen knipperde onheilspellend. Aan de tafel zaten drie mannen, die geconcentreerd staarden naar de papieren die over de tafel verspreid lagen. Ze fluisterden heetgebakerd met elkaar.

"Zit er iets bij?" vroeg hij na een lange stilte.

De ogen van de man schoten over het papier heen, een sluw lachje verscheen op zijn lippen.

"Goede buit," ontweek de man de vraag. "Waar?"

"De Oude Pijp."

"Oké, oké." De man bekeek de lijst nogmaals. "Ik wil het allemaal wel. Tweehonderd euro."

"Hoe bedoel je tweehonderd euro?" herhaalde Devano verbaasd.

Devano was nooit het type geweest dat een grote mond had. Hij keek liever de kat uit de boom dan dat hij actie ondernam. Normaal gesproken zou hij dan ook geglimlacht hebben en het bod hadden geaccepteerd. Het was echter dat hij sinds Elizabeth minder geneigd was om alles zomaar te accepteren. Nog altijd dacht hij dagelijks aan het meisje aan wie hij zijn hart was verloren en de droom om haar ooit terug te winnen, was dan ook nooit verdwenen. Hoe moest hij haar terug winnen als zijn leven op deze manier zou blijven gaan?

Hij moest geld sparen. Een studie doen. Een goed huis vinden. Hij moest haar iets te bieden hebben.

Hij had geweten dat hij niet veel zou krijgen voor alle moeite die hij en Mees hadden moeten doorstaan. Hij had geweten dat ze hem te weinig zouden betalen. Hij had geweten dat crimineeltjes als hij niet serieus genomen werden in deze kringen. Toch bleef het pijn doen om het weer te horen. Om weer die neerbuigende blikken te zien van hen in hogere kringen. Om steeds weer opnieuw klussen aan te moeten nemen omdat deze mensen te veel geld vroegen. Om steeds weer mensen te moeten bestelen om te kunnen overleven. Om steeds weer te moeten stelen, maar toch het gevoel te hebben dat hij degene was die bestolen werd.

"Tweehonderd euro of niets," reageerde de man, die nu zijn borst iets breder maakte en een stap dichterbij hem zette.

De man rook naar sigaretten en zweet. Devano's ogen werden iets groter en hoe groot hij zich net had gevoeld, zo klein voelde hij zich nu. Snel deed hij een stap naar achteren, zijn hart begon iets sneller te kloppen. Koud zweet brak hem uit op zijn rug. Zijn wekelijkse hoopje moed vloog de deur uit, zoals het altijd deed als het hem in de problemen had gebracht.

"Oké," piepte hij.

Hij stak zijn hand uit naar de man en ontving de tweehonderd euro. Beschaamd draaide hij zijn ogen weg van de man. Hij had het geprobeerd en ergens – ergens diep van binnen – had hij toch wel geweten dat hij niet meer geld verdiende. Hij kon sparen wat hij wilde, maar hij zou Elizabeth toch nooit terugwinnen.

Hij was uitschot en verdiende al het slechte dat hem toekwam. 

×××

Vier kleine geheimpjesWhere stories live. Discover now