- 38 - DEVANO

31 10 12
                                    

Trigger waarschuwing: dit hoofdstuk bevat depressieve gedachten.

Donker, leeg, koud, zijn cel stond stilletjes aan het einde van een lange gang

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

Donker, leeg, koud, zijn cel stond stilletjes aan het einde van een lange gang. De fluoriserende lichten flikkerden, terwijl de muren schreeuwden van pijn, plezier, genot en woede. Levenloze figuren lagen op de bedden in de hoeken van hun cellen en fluisterden hun gedementeerde geheimen. Een bewaker patrouilleerde de gangen en floot een vrolijk nummer. Devano luisterde.

De cel was eenzaam, ondanks dat hij niet alleen was. Het voelde stil, ondanks dat de man in het bed naast hem ongestoord zat te praten. Het was koud, ondanks dat het verwarmd was. Het bed was hard, ondanks dat hij een matras had. De wc stonk, ondanks dat deze schoon was. Het ergste was echter dat hij de man in het stalen bed naast hem vriendelijk vond, ondanks dat hij was veroordeeld voor de moord op zijn vrouw.

Ergens had hij het niet eens zo slecht in zijn cel. Ze hadden een tv die niet werkte omdat ze beide geen kabel konden betalen, ze hadden een dak over hun hoofd en een bed onder hun lichaam. Ze hadden een baan en zelfs opties om een diploma te halen. Naast hem op bed lag een MP3-speler, die hij van het laatste geld had kunnen kopen in de gevangeniswinkel. Ze hadden zelfs een beetje internettoegang als ze dit nodig hadden. Hoe goed het ook was in zijn kleine cel, was hij niet vrij. En dat was iets dat hij voelde.

De kogelvrije ruiten die voor de tralies zaten, gaven hem het gevoel dat hij nooit meer vrij zou komen. De stalen deuren gaven het gevoel dat hij deze nooit meer open zou kunnen maken. De kale, betonnen muren voelden leeg, betekenisloos. Zelfs de posters van schaars-geklede vrouwen konden het niet vrolijk maken, misschien zelfs wel depressiever, want het herinnerde hem alleen maar aan dat wat hij niet had. Wat hij het komende jaar niet zou hebben. De donkere vlekken die de muur versierden riepen vragen op. Het kon vocht zijn, het kon schimmel zijn, maar op een plek als deze, was het waarschijnlijk oud bloed.

Het was verre van stil, maar alles dat hij hoorde was ruis. Het gepraat van de tientallen gedetineerden op zijn blok, het gemompel van zijn celmaat, de voetstappen van de beveiligers, het gezoem van de radiator en de duizenden andere geluiden die hij niet kon plaatsen. Hij luisterde, maar hoorde niets. Het was lawaaiig, maar het leek alsof er niets was. Alsof hij helemaal, compleet en moederziel alleen was.

Dat was het ding met eenzaamheid. Je kon de wereld om je heen hebben, maar je voelen alsof het op je schouders lag. De mensen die er waren, voelden alsof ze op een andere plek zaten. Een andere wereld. Alsof zij met z'n allen op de ene plek waren en hij in zijn eentje op de andere wereld. Hij stond buiten het huis en bokte op de ramen, maar niemand die hem leek te horen. Hun leven ging gewoon door terwijl hij daar stond, buiten in de kou. Het was een tunnel die niet leek te eindigen. Eenzaamheid zorgde ervoor dat hij zelfs met een celgenoot in een kamertje van twee bij vijf het idee had dat er niemand was.

En zo zou hij zich nog één jaar voelen.

Drie jaar is wat hij opgelegd had gekregen. Drie jaar voor een luttele inbraak. Drie jaar voor het feit dat hij zijn brood moest verdienen. Puur en alleen door het feit dat zijn recidiverisico hoog was ingeschat en doordat zijn 'persoonlijke omstandigheden' meegerekend werden. Omdat hij al een keer eerder was opgepakt. Dat was simpelweg een mooie manier van zeggen dat hij kansloos was en dat hij net zo goed daar kon zitten. Dan was hij in ieder geval niemand tot last. Al een jaar lag hij hier te verrotten. Nog een jaar te gaan en dan zouden ze hem vrijlaten nadat hij tweederde van zijn straf had uitgezeten.

Vier kleine geheimpjesWhere stories live. Discover now