Hoofdstuk 46

129 16 8
                                    

POV Dyla

Ik volg het rood harige meisje door de, wat er nu nog uitzien als normale stallen.
Ik heb Joris zo ver gekregen om mij naar de plek te brengen met een draak, ik had niet gedacht dat dat ooit zou lukken.
En nu volg ik dit meisje, Shelley heette ze volgens mij, naar de stallen van de draken.
'Dus jij komt uit Jenava?' Vraagt ze onverschillig.
Ik bijt even op mijn lip voordat ik antwoord 'ligt eraan hoe je het bekijkt, ik heb de laatste jaren inderdaad in Jenava gewoond'
'En daarvoor?'
'Elementos'
Shelley stopt even om mij met een verbaasd gezicht aan te kijken.
'Het is ingewikkeld' zeg ik.
Ze haalt haar schouders op voordat ze weer verder loopt.
Zwijgend volg ik haar.
We gaan een deur door en staan opeens in een enorme ruimte.
Meteen bevries ik bij de aanblik van het enorme beest dat boven ons uit torent.
Het grote hoofd, minstens even groot als een volwassen man, met de lange nek gevolgd door een breed lichaam met een slanke staart.
En niet te vergeten de enorme vleugels die als twee slappe tentdoeken aan de zijdes hangen.
'Cool he?' Vraagt Shelley terwijl ze me meetrekt. 'De meeste mensen hebben zo'n reactie als ze voor het eerst een draak zien'
'Dit is niet de eerste keer' zeg ik zacht, terwijl ik naar de donker schubben kijk die me bekend voorkomen, zo vertrouwelijk.
'Oh?'
'Heel lang geleden heb ik er meerdere gezien, voordat ze allemaal gedood of verdreven waren'
Ik zie dat mensen bezig zijn met een groot zadel om de buik te klemmen.
'Nou, ik hoop dat je geen hoogtevrees hebt' zegt Shelley terwijl ze zich aan het zadel vastgrijpt en zich soepel omhoog trekt.
Voorzichtig loop ik ook naar de draak, met een hand pak ik het zadel, de andere leg ik op de schubben.
Zodra mijn hand de gladde, koude schubben raken gaat er een rilling door me heen.

Met een grote glimlach kijk ik vanachter de rots naar de jonge draakjes, een stuk of vijf, die over elkaar heen springend en rollend elkaar proberen te verslaan in het stoeien. De kleine donker rode draakjes maken grommende geluidjes, met af en toe een piep ertussen als iemand net iets té hard bijt. Ze doen me denken aan de kinderen uit mijn dorp, die net zo wild kunnen zijn. Een stuk verderop, nog net in mijn zicht, zit hun moeder. Die niet alleen groot is, maar enorm. Minimaal vier huizen op elkaar gestapeld, dan kom je net bij haar rug. Ze ligt opgekruld op het "nest". Een hoop stenen met een paar eieren ertussen. Haar ogen zijn open en scannen gespannen de omgeving af. Achter me hoor ik opeens gesnuif, en als door de bliksem getroffen draai ik me om. Ik sta oog in oog met een draak. Pas een week uit het ei, maar al even groot als ik.  Mijn hand gaat automatisch naar het zwaard op mijn zij, maar ik blijf als versteend staan als de draak grommend zijn tanden ontbloot. Langzaam beweeg ik mijn hand weer weg, en het beest stopt met grommen. "Laat het alsjeblieft geen geluid maken" is alles wat ik kan denken, en ik zie de moeder al woedend op me af stormen. Maar het draakje maakt geen geluid meer, het kijkt mij met een scheef hoofd aan voordat het een stap naar voren zet terwijl hij mij met zijn groene ogen bekijkt. Automatisch zet ik een stap naar achter, maar mijn rug zit nu tegen de koude rost aan. Weer zet de draak een stap naar voren, nu bijna bij mij. Hij strekt voorzichtig zijn hals en ik knijp mijn ogen dicht, voorbereid om opeens scherpe tanden in mijn vlees te voelen. Of nog erger, vuur. Maar alles wat ik voel is de warme adem uit de neus van de draak, die over blote benen glijd, voordat ik opeens een hoofd tegen mijn been geduwd krijg. Door de klap val ik op mijn knieën, en bijna meteen legt de draak zijn hoofd op mijn schoot. Versteend blijf ik zitten terwijl de draak gaat liggen. Er lijken uren voorbij te gaan voordat ik durf te bewegen, heel langzaam beweeg ik mijn hand naar zijn hoofd. Ik raak de koude, gladde schubben aan en de draak maakt een tevreden geluidje.

'Kom je nog?' Zegt Shelley ongeduldig, en ik schiet terug in de werkelijkheid.
Ik pak haar hand en stap ook op het zadel, waar ik achter haar ga zitten.
Ik heb één keer eerder een draak aangeraakt, na die ene keer waren ze verdwenen en heb ik nog wel andere draken gezien, maar durfde ik mezelf niet te laten zien.
'In die tas daar zit een kaart, vertel me maar waar ik heen moet' zegt Shelley terwijl ze de lange teugels pakt.
Ik open de leren tas, terwijl voor ons een grote poort opengaat en de koude wind naar binnenstroomt.
Ik pak de kaart uit de tas terwijl de draak naar buiten begint te lopen.
Ik open de kaart in probeer me te herinneren waar het precies ligt.
Ik frons terwijl ik mijn vinger over het blauwe water laat glijden.
'Hier' mompel ik terwijl ik stop op een stuk water onder de Entropia haven.
'Daar?' Vraagt Shelley terwijl ze over haar schouder meekijkt 'weet je het zeker?'
Ik knik terwijl ik antwoord 'er ligt een klein eiland...eerder een stuk grond met een gat erin. Deze draak gaat er niet op passen'
'Ingnis, dat is haar naam, kan niet zwemmen, als dat is waar je aan dacht.'
Ik sluit mijn ogen even om het eilandje voor de geest te halen, het is lang geleden, heel lang.
'Het water eromheen is ondiep, daar kan ze instaan?' Vraag ik terwijl ik haar weer aankijk.
'Oke' zegt Shelley terwijl ze haar schouders ophaalt, de kaart pakt, zich omdraait en de teugels pakt.
Voor ik het weet begint de draak, Ingnis te lopen en snel pak ik me vast aan een van de uitsteeksels van het zadel.
Met een paar passen staan we buiten en Ingnis spreidt haar vleugels.
Met een beweging voel ik dat we loskomen van de grond, en al snel zitten we boven het kasteel.
De koude wind blaast tegen mijn gezicht terwijl we met harde slagen vooruit gaan.
Ik weet dat ik dit niet zou moeten doen, maar heb ik een keuze......?

Oke, ik weet nu zeker dat ik dit boek ga herschrijven, ik heb allemaal goede ideeën over dingen die ik beter had kunnen die (ook voor een beter einde) maar dont worry. Ik ga het eerst afschrijven.
(Zou iemand de herschreven versie lezen?)

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Where stories live. Discover now