Hoofdstuk 60

165 17 1
                                    

pov Dyla

Het lijkt alsof mijn adem wordt weggenomen terwijl ik door de paarse gloed stap. Het ging vanzelf, ik dacht er niet over na, ik moest door het portaal heen. Ik verwacht de bloedhete lucht van de andere kant, maar het lijkt alsof de vreemde substantie mij omsluit. Ik kan me niet bewegen, het stroomt mijn mond in terwijl ik geluidloos schreeuw. Mijn lichaam lijkt niet meer te reageren op wat ik wil, ik probeer me een weg te banen maar mijn benen weigeren. Wat gebeurt er?!?
Het lijkt alsof het portaal me niet door wil laten, maar precies op het moment dat ik het gevoel krijg dat mijn longen kunnen inklappen val ik voorover. Mijn gezicht slaat tegen de gloeiend hete bodem en de gil die in mijn keel vast zat komt uit mijn mond. Ik grijp met mijn hand naar mijn hoofd terwijl ik paniekerig omhoog kom en rondkijk.
Vuur, veel vuur, rode wanden en een enorm kasteel. Ik ben niet door hetzelfde portaal gekomen als eerst, het portaal achter me is groter. Het staat in het midden van de enorme ruimte. En ineens voel ik me kwetsbaar.
Ik word aangestaard door tientallen onzichtbare ogen, de schimmen hangen als een soort wolk om me heen. Het zelfverzekerde gevoel van eerder verdwijnt, angst komt er voor in de plaats. Wat was dit voor een stom idee!? Alhoewel...
Ik hou mijn hoofd hoog terwijl ik richting het kasteel stap, de schimmen negerend. Ze kunnen mij niks maken... toch?
De gezichtsloze schaduwen stappen, of eerder zweven, opzij als ik langsloop en onmerkbaar bal ik mijn trillende handen tot vuisten. Ik ben niet bang, ik heb er geen reden voor!
De twijfel slaat weer om in woede. Ik mag niet bang zijn! Ik hoor hier!
De woorden blijven in mijn hoofd hangen terwijl ik de eerste stappen zet op de brug, omringt door lava. De geur brandt met de hitte in mijn longen en het maakt mijn ogen waterig. Het donkere kasteel maakt een onaangename indruk.
Hoor ik hier?
Als ik achterom kijk zie ik dat de schimmen de weg versperren, terug is geen optie meer. Niet dat dat een optie was, Eleios zou me vermoorden. Ik voel de emoties weer opborrelen maar probeer mijn gezicht neutraal te houden terwijl ik over de brug loop, onder de grote ingang door. Een hoge, donkere zaal, met aan het einde een grote troon. Ik voel zijn aanwezigheid al voordat ik hem kan zien. Zijn ogen gloeien in de duisternis terwijl Celcrius opstaat van zijn troon. Ik blijf stil staan, niet wetend wat te doen, van binnen voel ik verwarring, mijn gevoel dat schreeuwt dat ik hier weg moet maar het is mijn hoofd dat mij dwingt te blijven staan door het feit dat deze man mijn vader is. Celcrius komt op mij afgelopen en blijft op een paar meter afstand staan. Zijn oranje ogen lijken mij te onderzoeken. Ik wil iets zeggen maar ondanks de duizenden dingen die in mij opkomen blijft mijn mond dicht.
Er hangt een nare sfeer voordat Celcrius zijn blik lijkt te ontspannen en er een tevreden uitdrukking op zijn gezicht verschijnt. Zijn blik verplaatst zich naar een punt achter mij en hij heft zijn armen en maakt een openend gebaar terwijl hij met zijn harde stem de zaal vult.
'Dienaren, aanschouw jullie vermiste prinses!'
Wanneer ik me omdraai staan daar niet meer de tientallen schaduwen, het zijn er honderden. Mijn oren worden overrompeld door een laag brommend geluid terwijl de lucht in de zaal zich vult met de schimmen. Ik moet mijn best doen om niet weg te springen als Celcrius een koude hand op mijn schouder legt. Het zend rillingen door mijn lichaam en geeft me kippenvel. Mijn blik lijkt haast vastgekleefd aan de oneindige stroom schimmen die naar binnen komt terwijl Celcrius zijn stem mijn oren weer vult.
'Welkom terug, Dylaina'

Ik zit op een bed. De kamer waar ik ben, mijn kamer, is groot, maar de donkere muren geven me een haast claustrofobisch gevoel. Op een kast, bed, tafel en spiegel na is de kamer leeg. Naast me op het bed ligt een set kleren die mij doet denken aan Celcrius. Veel zwart en rood, maar dit is donkerder. Op de tafel ligt een diadeem van zwart metaal en bezet met diepe, rode kristallen. Voor mij staat een spiegel, waar in mijn spiegelbeeld mij met verwarde ogen aankijkt.
Dit is het, ik ben thuis. Ik heb een vader, een plek waar ik vandaan kom, een identiteit.
'Dylaina...' zeg ik hardop. Het klinkt exotisch, vreemd zelfs, maar blijkbaar is het mijn naam. Dylaina, dochter van Celcrius. Ik heb alles wat ik altijd wou, waarom voelt het dan zo raar?
Ik schiet op uit mijn gedachte als ik luide voetstappen hoor, ik merk dat ik al een tijd in een verkrampte houding zit en snel sta ik op van het bed.
De houten deur opent en Celcrius stapt naar binnen. Ik voel dat er een kruising van nerveusheid en angst in me opstroomt als hij mij aankijkt. Zijn mond glimlacht, maar zijn ogen niet, de ogen blijven ondanks de vurige kleur koud en leeg. Zijn blik gaat even naar de kleding en de diadeem, die onaangeraakt op dezelfde plek liggen.
'Wat is het, zijn ze niet goed?' Zegt hij, zijn stem lijkt een dreigende ondertoon te hebben, zoals altijd.
'Ne.. nee, ze zijn prachtig' zeg ik terwijl ik een gespeeld lachje op mijn lippen tover.
Celcrius kijkt mij nog even aan voordat hij zich omdraait, de diadeem van de tafel pakt en hem voorzichtig op mijn hoofd drukt. Weer moet ik mijn best doen niet in een te duiken als zijn vingers over mijn haar strijken.
Ik staar in de spiegel, het is een prachtige diadeem, zonder twijfel, maar ik kan alleen maar naar mijn ogen kijken, die met een ijskoude blik lijken terug te staren. Celcrius gaat voor me staan, zijn blik even serieus als altijd.
'Ik weet wat Eleios met je gedaan heeft'
De woorden lijken een enorme impact op me te hebben en een razende woede komt in me op terwijl ik weg kijk. De beelden van Empire komen langzaam terug.
'Kijk me aan' zegt Celcrius, maar mijn blik blijft stevig op de grond terwijl ik mijn gezicht voel vertrekken van woede.
'Kijk me aan!' roept hij, nu gebiedend. Met zijn hand pakt hij mijn kin vast en duwt mijn hoofd omhoog.
Ik staar hem verbeten aan terwijl ik uit alle macht de herinneringen probeer weg te duwen.
'Denk aan wat er gebeurt is, denk aan wat Eleios jou heeft aangedaan!'
De woorden van Celcrius verwarren me, en de woede wordt groter, het bekende gevoel komt in me op en ik heb het gevoel alsof ik elk moment weer kan wegzakken achter een rode waas.
'Dylaina, we zullen wraak nemen, wij samen. Hier buiten staat een enorm leger klaar om te vechten zodra ik dat zeg, we hebben alleen nog jouw hulp nodig en we kunnen Eleios alles laten voelen wat hij jou heeft aangedaan!' Celcrius zijn stem wordt harder en er komt een haast moordlustige blik in zijn ogen.
Ik voel dat hetzelfde bij mij gebeurt. Wraak. Voor alles wat hij mij heeft aangedaan, niet alleen de jaren van onwetendheid, wraak voor alles! Ik voel hoe er een wrede grijns zich op mijn gezicht vormt.
'Samen kunnen wij hem aan! We kunnen heel Midisti overnemen, en jij zal aan mijn zijde regeren, iedereen zal onder ons bevel staan! En iedereen die tegen ons opkomt krijgt hetzelfde lot als Eleios!'
De woorden van Celcrius dringen langzaam tot me door.
Heel midisti.
Van binnen voel ik een tweestrijd opkomen.
'Ze zullen onze slaven zijn! Iedereen!'
Celcrius gezicht staat duister en er ligt een sluwe lach rond zijn mond.
Ik voel mijn eigen woede instorten door de twijfel. Het is niet goed.
Celcrius lijkt uit zijn verhaal te raken als hij mijn gezicht ziet. Zwijgend kijkt hij mij vanuit de hoogte aan.
'Je zou wraak kunnen nemen, op iedereen die jou ooit onrecht heeft gedaan' zegt Celcrius terwijl hij mij strak aanstaart.
'Maar ik.. ik ken daar mensen die ik mag en....' begin ik twijfelend, maar de harde, haast kwade stem van Celcrius onderbreekt me.
'Je kent daar boven niemand! En zij kennen jou niet, jij bent niet Dyla, Dyla is een leugen verzonnen door Eleios!'
Ik staar hem zwijgend aan, wat is er om te zeggen? Hij heeft gelijk. Dyla bestaat niet, ze was opgebouwd uit een web van leugens, ontstaan uit valse herinneringen en gebeurtenissen.
Celcrius gaat op een zachtere toon verder.
'Jij bent Dylaina, en je bent zoveel meer dan die naam, jij bent je kracht!'
De woorden verwarren me alweer, en het is duidelijk dat Celcrius dat ziet. Er verschijnt een koude glimlach op zijn lippen.
'Ik ga je helpen het wonder, dat Eleios al die tijd verborgen heeft, onder ogen te zien.'
Voor ik kan reageren schiet Celcrius zijn hand omhoog en raakt mij in mijn gezicht, een vlammende pijn ontspringt op mijn vel terwijl ik verward achteruit stap. Meteen stapt Celcrius op me af en slaat me nog eens, maar deze keer heb ik mijn arm net op tijd omhoog om de klap af te weren.
'Wat doe je?!' vraag ik met paniek in mijn stem, maar Celcrius kijkt me alleen meer met een neutrale blik aan terwijl hij antwoord.
'Verdedig jezelf!'
De paniek mengt zich met verwarring en angst, en ik struikel een stukje achteruit terwijl Celcrius weer op me afkomt. Weer heft hij zijn hand en ik duik angstig in een, wachten op de klap.
Die komt niet, Celcrius zijn hand zakt omlaag terwijl de afkeuring van zijn gezicht te lezen valt.
'Ik had je moeten laten wegrotten in dat waardeloze leugen leventje dat Eleios je gegeven had' zegt hij terwijl de afschuw door zijn stem schemerd.
Meteen lijkt het alsof er in mij een soort bom ontploft, de woede lijkt elk stukje van mijn lichaam te vullen. Ik staar Celcrius aan, en kan amper mijn eigen stem herkennen als de woorden uit mijn mond komen.
'Hoe noemde je mij?'
Op Celcrius zijn gezicht verschijnt een grijns en hij praat langzaam verder.
'Je bent nutteloos en zielig, je had moeten sterven in Empire'
Er gaat een tinteling door mijn lichaam voordat ik met al mijn kracht naar Celcrius uithaal, maar voordat ik hem raak grijpt hij mijn vuist en stopt hem zonder moeite, zijn blik verstrakt.
'Zwak' zegt hij met walging.
Weer een vlaag van woede, en het lijkt alsof er een flits van elektriciteit door mijn lichaam gaat. Ik voel de vonken door mijn vingers stromen en mijn handen gloeien.
Celcrius trekt een wenkbrauw op als hij de flikkerende lichtjes die van mijn hand af springen ziet, het volgende moment gebruik ik mijn vrije hand om hem weg te duwen maar voordat ik zijn schouder kan raken lijkt er een lichtflits te zijn en Celcrius struikelt achteruit. Ik raakte hem niet.
De woede lijkt weer weg te stromen terwijl ik naar mijn handen staar. Ze lijken licht te geven, de aders zijn duidelijk te zien en lijken gevuld met goud. Ik voel paniek in me opkomen en klem mijn handen tot vuisten, maar als ik ze open is er niks verandert.
Mijn blik vliegt naar Celcrius, die mij met een glimlach aankijkt.
'Zwart staat je... maak je klaar, ik zie je in de troonzaal.' En zonder nog iets te zeggen trekt hij de deur achter zich dicht.
Ik voel mezelf trillen terwijl mijn blik angstig door de kamer schiet en blijft hangen op de spiegel. De gil is al uit mijn keel voordat ik er erg in heb.
Zwart staat je goed
Mijn ogen, en mijn empire huid. Niet grijs, maar pik zwart.
Ik bevries, de reflectie in de spiegel lijkt hetzelfde te doen, maar ik ben het niet. Ik zie er uit als iemand anders, Dyla is uit de spiegel verdwenen en nu staat deze weerspiegeling hier. Demoon achtige ogen staren me aan vanuit het half zwarte gezicht,  donkere lokken vallen om het gezicht met de diadeem. De gloeiende handen weerspiegelen zich in het glas.
Dit ben ik niet, maar wanneer mijn hand naar mijn gezicht gaat gebeurt er in de spiegel exact hetzelfde.
Wat is er gebeurt.... Wat heb ik gedaan...
Mijn gezicht voelt normaal. Het voelt precies zoals het altijd was. Er ontstaat een brok in mijn keel terwijl ik mijn gloeiende handen tot vuisten bal.
Dus dit is wat Eleios al die jaren heeft achtergehouden, mijn kracht? Ik had verwacht dat het anders zou zijn, anders zou voelen. Trots, voldaan misschien, maar alles wat mij op dit moment vult is verwarring en angst.
Celcrius zal je helpen. Je leert er aan wennen.
Ik wend mijn blik af van de reflectie in de spiegel. Met een zucht hou ik de jurk omhoog. Ik wil hem niet aandoen want het voelt alsof ik afstand doe van mijn oude kleren. Alsof ik Celcrius en al het andere onbekende omarm.
Vanuit het niets zwellen er tranen op en er komt een teruggehouden snik uit mijn keel terwijl ik voor een minuut mijn uiterste best doe om niet te gaan huilen. Ik veeg snel het vocht uit mijn ogen en sta met de jurk op.
'Niet aanstellen Dyla... hij is je vader, dit is wat je wou..' Mompel ik en trek mijn shirt uit. Ik laat de jurk over mijn hoofd glijden en trek de stof naar beneden.

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Dove le storie prendono vita. Scoprilo ora