Hoofdstuk 55

192 17 10
                                    

Pov Dyla

Met de mantel van Tom nog steeds om mijn schouders zit ik aan de lange tafel. Onhandig lepel ik de hete soep met mijn linkerhand naar binnen terwijl een vrouw bezig is met het nieuwe verband om mijn rechterarm.
Tegenover me zit Cemal, naast me Myrthe en daar tegenover Tom.
Zowel Cemal als Myrthe staren naar de houten tafel, Tom kijkt in stilte naar iedereen, hopend dat iemand zijn blik beantwoord. Als hij bij mij komt kijk ik snel weer naar mijn bord.
'Jezus' mompelt Tom 'het is hier even koud als buiten'
Hij bedoelt de ijselijke sfeer, die duidelijk in de kamer hangt.
Met een iets te harde beweging leg ik mijn lepel op het bord en wend me tot de vrouw.
'Bedankt, u kunt gaan. Ik doe de rest zelf wel'
De vrouw kijkt snel naar Tom, voordat ze met een klein knikje de kamer uitloopt. Met een snelle beweging draai ik het nieuwe verband om mijn arm en knoop het vast.
Zuchtend wrijf ik door mijn ogen. Ondanks dat ik de laatste tijd nogal veel nock out ben geweest, heb ik in geen dagen fatsoenlijk geslapen, en met het weinige eten en de drukte begint dat nu wel zijn tol te eisen.
'Dus als ik het goed begrijp...' begin ik tegen Tom 'hebben jullie in die periode dat ik bij Myrthe zat, wat blijkbaar langer was dan ik dacht, samen met Atla, Fenrin en Zera Ljord overgenomen en Joris afgezet?'
'Ja' bevestigd Tom.
'Joris is gevangen genomen?'
Ton knikt.
'En in de andere kamer staan drie koningen van wie twee, zo niet drie, Cemal allemaal het liefst dood zouden zien?'
Weer knikt Tom maar nu iets minder enthousiast.
'Als je denkt dat ik dat ga laten gebeuren heb je het mis. Buiten staan paarden en een paar Jenavaanse soldaten die nog in onze kerkers zaten klaar om naar Jenava te reizen. Jullie zijn vrij om te gaan' zegt hij.
Meteen schiet Cemal zijn hoofd omhoog en het wantrouwen is van zijn gezicht af te lezen.
'Waarom zou je ons laten gaan' sist hij.
Ondanks dat het meeste bloed van zijn gezicht is gewassen ziet hij er met de wonden nog steeds dreigend uit.
'Omdat..' begint Tom terwijl hij opstaat, de toon van Cemal negerend 'ik, in tegen stelling tot de meeste kingdoms, op de goeie hand met Jenava wil blijven.'
Cemal blijft stil, terwijl hij Tom nog steeds wantrouwig aankijkt. Vanuit het niets staat Myrthe op en schuift haar stoel zo hardnekkig achteruit dat die omvalt. Zonder iemand aan te kijken loopt ze de kleine vergader zaal uit, ongetwijfeld naar de paarden die klaar staan voor de reis.
Enkele seconden later stormt Cemal er achter aan.
Ik sta ook op, en wil achter hen de zaal uit lopen maar ik bedenk me. Stilletjes draai ik me om naar Tom, die dit alles rustig gadeslaat.
'Ze bedoelen het goed hoor, het is gewoon, er is zoveel gebeurt. Ze kunnen het niet aan' zeg ik, me excuserend voor zowel Myrthe als Cemal hun gedrag.
'Staan de andere koningen bij de troon? Ik zou ze graag... bedanken' de woorden klinken raar, zo beleefd en formeel, in tegenstelling tot wat er de laatste tijd is gebeurt.
Tom knikt weer, en ik loop richting de deur. Vlak voordat ik de deur achter me dicht doe draai ik me om en kijkt hem nog een keer aan.
'En wat Joris betreft, laat hem boeten voor wat hij heeft gedaan' en met die woorden sluit ik de deur en trek ik een moeizaam sprintje achter Cemal aan.
'Cemal!' Roep ik en meteen draait hij zich om. Aan zijn geïrriteerde blik zie ik dat hij hier zo snel mogelijk weg wil, of Tom hem nou gered heeft of niet.
'Wat is er?' Zegt hij rustig, voor zo ver dat mogelijk is.
'Ik wou zeggen dat jullie alvast kunnen gaan, ik moet nog een dingetje doen'
Meteen krijgt Cemal die ijzeren blik op zijn gezicht, die ik maar als tegoed ken.
'Cemal...' begin ik, maar hij onderbreekt me.
'Nee, jij gaat nu mee naar Jenava. Ik ben je al een stuk of 3 keer bijna kwijtgeraakt in de laatste dagen. Ik ga dat niet nog een keer laten gebeuren!' Snauwt hij terwijl hij mijn arm vastpakt.
Meteen verstrakken mijn spieren, mijn lijf staat helemaal strak. Als vanzelf gaat mijn hand naar mijn zwaard, maar de zeurende pijn onder het verband houd me tegen.
'Laat me los' zeg ik op beheerste toon.
'Nee! Jij gaat mee naar Jenava!' Besluit Cemal terwijl zijn greep nog iets strakker word.
De zeurende pijn negerend maak ik langzaam een van de messen los van mijn riem.
'Koning Cemal, ik waarschuw u, laat me los voordat ik domme dingen ga doen.' Door mijn stem stroomt de woede die ik ook in me voel. Een kokende woede, die zich langzaam los maakt.
Ik zie dat er iets van verbazing door Cemal's ogen schiet, en meteen trek ik mijn arm uit zijn greep.
'U kunt gaan. Ik heb Myrthe uit de onderwereld gehaald, ik kan verdomme mezelf beschermen!' Zeg ik, terwijl ik voel dat de woede me langzaam overneemt.
Ik bijt op m'n lip om rustig te blijven en bijna meteen ebt de woede weg. Als ik weer naar Cemal kijk zie ik de verbazing en wantrouwen op zijn gezicht. Hij wist niet dat ik naar de onderwereld was en de formele toon waarop ik tegen hem praat staat hem ook niet aan, dat is te zien.
Ik zet een stap achteruit.
'En als ik me het goed herinner is er in Jenava niks meer te vinden voor mij, aangezien u degene bent die me verbannen heeft' zeg ik met een ijzige toon.
Ik zie iets van paniek en woede in zijn ogen ontstaan voordat hij weer iets wil zeggen.
'We zijn uitgepraat Koning Cemal, ik zal als ik klaar ben achter u aanrijden. Tot zover ik kan.' Ik maak een klein buiginkje voordat ik me omdraai en wegloop, zonder om te kijken.

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Where stories live. Discover now