Hoofdstuk 58

252 23 19
                                    

POV Dyla

Ik zit nog steeds tegen de boom, wie weet voor hoe lang.
Het gevoel is allang uit mijn benen getrokken. Met mijn armen om me heen beweegt mijn bovenlichaam zachtjes heen en weer, terwijl ik met een lege blik in de verte staar.
Dochter van Celcrius.
In mijn hoofd ga ik nog steeds alle andere mogelijke verklaringen af, maar ze eindigen allemaal bij hetzelfde punt waar ze niet meer logisch zijn.
Dit verklaard dingen. Waarom ik kan voelen als er een god in de buurt is, waarom het mij gelukt is om Myrthe te bevrijden...
Ik voel een kleine zwelling van paniek opkomen als het weer goed tot me doordringt.
Ik ben niet wie ik mijn hele leven dacht dat ik was. Ik ben niet het meisje dat op jonge leeftijd haar ouders verloor, dat daardoor een hekel had aan empire, ik heb waarschijnlijk niet eens een broertje...
Mijn hele leven is een leugen geweest! Elke beslissing, elke stap die ik ooit gezet heb is op basis van mijn verleden gedaan! Het persoon dat zich jaren lang met die geschiedenis heeft voortgezet, dat ben ik niet! Zij bestaat niet!
Angstig probeer ik mezelf omhoog te duwen tegen de boom, maar er zit geen kracht meer in mijn benen.
De wond in mijn buik geeft een pijnsteek door bij de beweging.
Er komt een verstikkend geluid uit mijn mond als ik de tranen voel opzwellen. Voor ik het weet komt er een harde snik uit mijn keel.
Ik probeer de paniek weg te drukken en langzaam te ademen. Eerst schokkerig, maar gelijkelijk zakt het verdriet, en de paniek, weg.
Mijn ogen, waterig van het snikken, knijp ik dicht, zodat er twee tranen over mijn wangen rollen.
Na nog een keer rustig uit te ademen neem ik een besluit.
Ik ga een plan maken, er niet meer aan denken, naar Elementos en dan zie ik wel weer.
Het moment dat Elementos door mijn hoofd schiet lijkt het alsof ik van binnen weer een steek voel, maar alles wat overblijft is een leeg gevoel.
Wat zou ik moeten voelen? Woede, verdriet, angst?
Ik blijf een tijdje zitten met dat lege gevoel van binnen, niet wetend wat te doen, niet wetend of dat lege gevoel beter is dan emoties.
'Kom op Dyla....' mompel ik zacht, en weer probeer ik te gaan staan maar er zit nog steeds geen gevoel in mijn benen. Met een zucht zak ik weer terug, net iets harder dan bedoelt want de wond op mijn buik begint meteen weer te kloppen.
Ik vloek zachtjes.
Ik ben de dochter van Celcrius, Heerser van de onderwereld, ik ga hier toch niet zitten te bevriezen!?
Als ik echt de dochter van hem ben, dan moet ik wel krachten hebben, ofzo. Waarom zou Eleios anders mijn geheugen wissen?
Ik voel me een complete idioot waneer ik mijn handen op mijn benen leg.
Als vanzelf gaan mijn ogen dicht en ik adem diep in.
Secondes gaan voorbij, niets.
Met een zucht open ik mijn ogen, alles is hetzelfde. Ik weet ook niet wat ik verwacht had, misschien een of andere magische trans? Ik lijk wel idioot...
Opeens loopt er een vuur-hete tinteling door mijn benen, en met een gil trek ik mijn handen weg.
Nog geen seconden later is het gevoel weer verdwenen.
Er lijkt nog iets na te schokken in mijn benen, maar ook dat verdwijnt.
Angstig blijf ik doodstil zitten, ik heb geen idee wat er zojuist gebeurt is.
Dan beweeg ik langzaam met mijn been. Ik voel het weer, en de ander ook.
Ik blijf nog een paar seconde twijfelend zitten voordat ik opsta, op het kloppende gevoel in mijn buik na gaat dit prima.
Nu kijk ik een beetje angstig naar mijn handen, maar ook hier is niks vreemds aan te zien.
Ik merk dat ik een beetje sta te trillen, maar het lijkt alsof er een nieuwe kracht door me heen stroomt. Iets onherkenbaars.
En met een hand nog altijd op mijn buik begin ik verder te ploeteren door de sneeuw.

Het duurt niet lang voordat de vermoeidheid me weer inhaalt.
Misschien één, maximaal twee minuten nadat ik begon met lopen raakt het me opeens. Het is alsof de kracht wegstroomt, en daarbij alle energie meeneemt. Alsof ik, na een enorme kick, nu in een dip zit.
Vermoeid leun ik tegen een boom, het pad ben ik al lang kwijtgeraakt, en de hevige pijn in mijn buik begint weer terug te komen.
Het bos lijkt oneindig en de laag hangende takken werken ontzettend tegen.
Ik zucht even diep en begin weer te lopen, maar na nog geen drie meter klinkt opeens het schelle geluid van een hoorn.
Ik verstijf ter plekke, en haast meteen duister er een pijl langs, die me op een haar na mist.
Geblaf van honden. Jachthonden.
Voor ik zelf door heb wat er gebeurt ben ik al aan het rennen, zo snel als mijn voeten mij kunnen dragen. Er zijn geen pijlen meer, maar het harde geblaf van de honden lijkt steeds dichterbij te komen.
Strompelend haast ik me voort, takken slaan in mijn gezicht en maken krassen op mijn armen, maar ik blijf rennen.
Ik heb vaak genoeg gezien wat jachthonden kunnen aanrichten.
Ondanks mijn inspanning word het geblaf harder, en ik merk de stekende pijn in mijn buik en mijn schokkerige ademhaling. Als ik een blik over mijn schouder werp is de eerste hond al te zien.
Een zwarte, grote hond die minstens tot mijn middel, zijn scherpe tanden ontbloot en razendsnel. Achter hem verschijnen er al snel meer.
Zonder verder na te denken sprint ik naar de dichtstbijzijnde boom. Ik zet me af tegen de grond en grijp me vast aan een van de hogere takken.
Ik voel mijn hele lichaam protesteren terwijl ik me probeer op te trekken, waarbij mijn vingers bijna wegglijden.
De honden zijn nu vlakbij. Het lawaai van het geblaf klinkt schel in mijn oren en maakt me duizelig.
Ik heb net mijn armen om de tak heen geslagen en sta op het punt om mezelf verder omhoog te werken, als er opeens een ruk aan mijn been voelt en ik glij een stuk omlaag.
Een gil komt uit mijn keel als ik om kijk, een van de honden hangt aan mijn been, zijn tanden stevig vastgebeten in mijn schoen.
De andere honden komen er ook aan en als ik niet snel iets doe trekken ze me allemaal uit de boom.
Ik til mijn vrije voet op, en laat die met alle kracht neerkomen op de snuit van het beest, die meteen met een jankend geluid loslaat.
Zo snel als ik kan trek ik mezelf omhoog de boom in waardoor ik met mijn middel over de tak hang.
Ik schreeuw het uit van de brandende pijn in mijn maag, en probeer zo snel mogelijk in een andere positie te komen.
Als ik zit staan de honden beneden kei hard tegen de boom te blaffen.
Ik ben buiten adem, mijn hoofd bonkt door het harde geluid en de pijn in mijn buik lijkt zich te verspreiden.
Opeens hoor ik een bekend geluid. Paarden, het geluid van de hoeven in de sneeuw is duidelijk te horen en voor ik het weet komen er drie ruiters te voorschijn.
Twee vrouwen en een man.
Ik druk me nog wat dichter tegen de boom aan als ik merk dat mijn lichaam trilt. De hand die ik alweer op mijn buik heb is warm van het bloed.
De pijn maakt me duizelig, het harde geblaf van de honden veroorzaakt knallende pijn in mijn hoofd. Ik knijp mijn ogen dicht en probeer uit alle kracht niet bewusteloos te raken.
Ik hoor stemmen, er word wat geroepen en het geblaf stopt.
Weer roept een stem iets, maar ik hoor het niet. Ik blijf nog een paar seconden met dichtgeknepen ogen zitten voordat ik ze langzaam open doe.
De man staat op de grond, met de honden aangelijnd, een van de vrouwen zit nog steeds op het paard. Ik kijk voorzichtig naar beneden, daar staat de tweede vrouw.
Ze schuift haar witte haar opzij en kijkt me met diepblauwe ogen aan. Op haar hoofd ligt een gevlochten krans van zilveren bloemen
'Gaat het?'
De bezorgdheid in haar stem is duidelijk te horen, maar ik kan mezelf niet in staat brengen om iets terug te zeggen.
'Je kan er uit komen, het is veilig' zegt de vrouw op een geruststellende toon.
Ik twijfel even, maar laat me dan voorzichtig uit de boom glijden. Door de pijn en de vermoeidheid gaat dit niet makkelijk. Ik stort haast op de grond.
De klap veert door mijn lichaam en ik kreun terwijl ik op mijn knieën val.
De vrouw knielt snel naast me neer, ze legt haar hand beschermend op mijn rug terwijl ze omkijkt.
'Shelley, verband! Nu!'

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Where stories live. Discover now