Hoofdstuk 56

229 24 9
                                    

POV Dyla

Het voelt alsof ik met een onhoorbare kreet uit mijn lichaam getrokken word, om daarna op mijn knieën in het water te vallen.
Voor me zie ik een eiland. Rood. Vuur. Ik weet waar ik ben.
Ik zie Eleios staan, het lijkt alsof hij iets zegt tegen Eclypsa.
Er zou iets raars moeten zijn. Waarom zijn zij hier. Maar het voelt allemaal heel normaal, zelfs bekend...
Er staat nog iemand op het eiland. Het is een meisje. Met het bruine haar en de grijze ogen lijkt ze op mij. Al helemaal als ik haar empire huid zie. Maar ik kan het niet zijn.
Ze is te klein, ik kende Elementos niet.
En mijn Empire huid is niet pikzwart.
Het meisje staart naar het vurige gat in het eiland. Zonder enige emotie op haar gezicht.
Eleios laat haar los, terwijl Eclypsa haar beetpakt, steviger dan nodig.
Eleios begint richting het gat te lopen en vanuit het niks voel ik een laaiende angst om me hart heen slaan en een geluidloze kreet komt uit mijn mond.
Het beeld verandert.
Het water om me heen begint te kolken.
Het vuur op het eiland waait op.
De dromerige sfeer die over het beeld heen hing verdwijnt, alles word haar scherp.
Het is niet Eleios die in het gat afdaalt. Hij verschijnt, hij komt er uit. Kleren zwaar gehavend, wand stevig omklemt.
Een gekrijs stijgt boven de wind uit. Het is het meisje.
Ze beweegt wild met haar benen en lijkt zich in alle macht uit Eclypsa's armen te wurmen.
Maar dat is niet wat mijn hart zo tekeer doet gaan. Dat is zijn haar ogen.
De iris en pupil, die beide pikzwart zijn geworden. En de dodende blik waarmee ze Eleios aankijkt.
Dat ben ik niet. Dat kan ik niet zijn!
Er valt een moment stilte. Een haast verdovende stilte. Het meisje is gestopt met schreeuwen. Langzaam draait ze haar hoofd naar mij en de zwarte ogen lijken me aan te kijken.
Het voelt alsof er een koude hand om mijn hart slaat, een bekent gevoel, en angstig zet ik een stap achteruit.
Met een gil val ik naar achter als mijn voet geen steun vind onder het water, het water sluit zich om me heen en ondanks dat ik probeer te zwemmen zink ik.
De lucht lijkt te verdwijnen uit mijn longen, mijn hoofd bonkt. Ik probeer te vechten tegen het water dat mijn mond binnenstroomt als ik gil.

quæ erat filia reginae cum viribus a bellator

(She was a princes, with the strength of a warrior)

Ik bevind me op een bank, nee, een tribune. In een arena. Om me heen zitten mensen te juichen.
Als ik naar beneden kijk zie ik haar weer.
Het meisje, met de bruine haren, grijze ogen en de Empire helft. Geen zwarte ogen.
Maar de ogen zijn wel anders.
Ze zitten vol met verdriet, er zit geen hoop meer in.
De blik waar mee ze de andere man in de arena aankijkt is doods, zonder enige passie houd ze het schild en het zwaard omhoog, in de richting van de man.
De man, bijna twee keer haar lengte, kijkt haar vals aan terwijl hij de eerste aanval op het meisje inzet.
Zijn zwaard zwaait op haar af en ze tilt net op tijd haar schild op.
De klap galmt langs de mensen heen en komt als een golf op me af, het bonkt tegen me op en ik sla achterover.
Het geluid van de juichende mensen sterft weg, en het enige wat ik nu nog hoor is een soort geschreeuw, maar niet van de man.
Ik duw mezelf overeind.
De tribunes zijn leeg.
Het zonnige weer is omgeslagen in donkere, regenachtige wolken.
In de arena staan meerdere mensen.
Empire.
Het is nu pas dat het tot me door dringt hoe bekend deze plek is.
Hoe bekent deze mensen zijn.
Er staan meerdere Empire soldaten in een halve cirkel om het meisje, dat haast niet te herkennen is.
Haar haar hangt in natte slierten om haar heen, haar kleren zitten vol scheuren en haar pikzwarte ogen kijken verwildert naar de mannen om haar heen.
Beide enkels aan de muur geketend.
Ze haalt constant uit naar de mannen, die allemaal net buiten haar berijk staan, maar in plaats van iets terug te doen blijven ze stil staan.
Haast of ze haar bewaken.
Maar het meisje blijft schreeuwen en met wild haar zwaard zwaaien.
Tot ze ineens stopt.
Er komt een man aangelopen, iemand die ik uit duizenden herken.
Thanatos.
Ik besef na een paar seconden dat de woede, waar ik half op zat te wachten, er niet is.
Er is een leegte.
Maar die is er duidelijk niet bij het meisje, dat woedend onverstaanbare woorden in zijn richting schreeuwt, terwijl Thanatos haar alleen maar bekijkt.
Met een hard gebaar smijt ze het zwaard in zijn richting, wat hem op een haar na mist.
Het wordt stil, zelfs van ver zie ik de woede in de pikzwarte ogen.
Het meisje lijkt ouder, al zou ik niet kunnen zeggen hoeveel. Haar gezicht is scherper.
De kettingen die van haar enkels naar de muur lopen staan al strak als Thanatos dichterbij komt, maar toch lijkt ze nog dichterbij te willen komen.
Maar Thanatos stopt.
Hij kijkt haar een paar seconden aan voordat hij zachtjes zijn hoofd schudt en zich omdraait.
Meteen vult het geschreeuw van het meisje mijn oren weer, harder, en harder.
En harder.
En harder.

Et princeps fuit, et adhuc est confringetur

(She was a princess, and has yet to be broken)

De arena is weg, er is duisternis.
Het meisje zit op de grond, haar benen opgetrokken tegen haar borst en haar hoofd op haar knieën.
Haar bruine haren hangen is slierten om haar gezicht, en haar grijze ogen lijken haast licht te geven in het donker.
En de helft van haar gezicht is zwart. Empire huid.
Het enige echte licht komt van tussen de spleten onder en boven de deur.
Ze ziet er slecht uit.
Haar gezicht zit onder de kneuzingen, net zoals haar armen en benen. Ze is mager en ziet bleek, als iemand die te lang geen zonlicht heeft gezien.
Vage geluiden beginnen hoorbaar te worden. Stemmen, voetstappen, ze worden luider.
Het lijkt even alsof het meisje het niet hoor, maar dan schiet haar hoofd omhoog.
De angst in haar ogen jagen zelfs mij de stuipen lijf.
Ik ken het gevoel, het is meer dan angst, het is alsof ik dit eerder heb meegemaakt.
Het licht van onder de deur is weg, geblokkeerd door twee schaduwen.
Het geluid van de sleutels in het slot lijkt oorverdovend in de stilte.
De deur zwaait open.
Het figuur dat in de opening staat is slecht te zien, het licht van achter verblind me.
Maar ik herken hem. Dat figuur zal ik altijd herkennen.
Thanatos.
Het meisje duwt zich nog verder tegen de muur, ze lijkt te bang om hem in zijn ogen te kijken.
Het licht gaat uit, de gil blijft vastzitten in mijn keel, terwijl mijn ogen iets in duisternis proberen te vinden.
Het licht is terug. Het zijn twee mensen in de opening, niet een.
Het meisje zit nog steeds in elkaar gedoken, maar haar ogen kijken niet bang.
Ze zijn zwart.
Maar anders.
De vechtende woede is verdwenen.
Met een doffe glans kijken ze naar de vloer.
Thanatos loopt de kamer binnen en zonder iets te zeggen staat het meisje op.
Ik kan nu pas zien wie er met Thanatos in de deuropening stond.
Eleios.
Ik voel een steek van pijn als hij handen schud met Thanatos en mij bij mijn schouders pakt.
Wat gebeurt er....
Ik voel mijn keel dichtknellen. Een vreemd gevoel komt naar boven.
Geen verdriet, geen verraad, geen woede. Iets daar tussen in.
Dit is niet gebeurt.
Toch?
Het voelt zo echt aan, veel echter dan toen Thanatos er alleen stond. Maar ik kan me Eleios niet herinneren.
Alle drie verlaten de ruimte, en de deur valt dicht.
En het duister omringt me weer.

Ita vero, comminuerunt eam, sed qui cum ut fortis qui non oblitus esset

(Oh yes, they broke her, but with that, they forgot how strong she was)

Een verblindend licht schijnt in mijn ogen, en als ik ze open doe kijk ik recht in de zon.
Ik sta op een berg.
En ik herken dit landschap uit duizenden.
Elementos.
Als ik me omdraai zie ik waar we zijn. Het altaar van Eleios.
Het meisje zit op haar knieën op de grond, terwijl Eleios voor haar staat.
Haar zwarte ogen zijn wijd open, en ik zie dat Eleios dingen aan het mompelen is.
Het meisje begint te trillen, haar lichaam maakt schrokkerige bewegingen terwijl Elementos met een geconcentreerde blik naar haar kijkt.
Opeens begint ze te gillen, ze valt voor over en gaat met haar handen naar haar ogen.
Er lijkt een wit licht vanaf te komen.
Haar ogen, ze zijn haast lichtgevend wit.
Ze ligt nu op de grond, haar gezicht verborgen, maar het gillen gaat door.
Harder en harder.
Ik wil iets schreeuwen naar Eleios, dat hij moet stoppen, maar weer komt er geen geluid uit mijn keel.
En dan stopt het.
Het meisje stopt met schreeuwen en trillen.
Ik zie Eleios een paar stappen achteruit doen.
Ze komt half overeind, en kijkt mij precies in mijn ogen.
Voor een paar seconden staar ik in mijn spiegelbeeld.
Bruine haren, grijze ogen, lichtgrijze empire huid.
Dan verdwijnt alles.

Et fregit eam mali in partibus, non fregerunt eius, et alas habebat bracchia et oblitus

(They broke the wrong parts of her, they broke her wings and forgot she had claws)

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Nơi câu chuyện tồn tại. Hãy khám phá bây giờ