Hoofdstuk 20.3

58 9 3
                                    

En hier komt een heel onhandig moment van mij. Simpelweg omdat ik niet oplet, zie ik niet hoe Gaby wegloopt en ik kan je dan ook niet goed vertellen hoe de volgende gebeurtenissen tot stand komen. Het enige wat ik kan doen, is je de feiten presenteren.

Ik loop de wachtruimte in zoals ik dat gewend ben en al veel keren eerder heb gedaan. Ik knik naar een van de bewakers, wiens gezicht mij inmiddels bekend is maar wiens naam ik nooit gevraagd heb, omdat ik niet het risico wil lopen ook mijn naam te moeten delen met anderen. Mijn ogen vallen op Anne-Marie en ik schenk haar een lach.

Als zij mij opmerkt, worden haar ogen groot. Haar mond valt lichtjes open en ze kijkt even weg. Wat ze met die lichaamstaal wil vertellen, is mij niet duidelijk, dus blijf ik in haar richting lopen. Ondertussen volgen mijn ogen de hare om te zien waar ze naartoe kijkt.

Dan zie ik het ook. Het duurt niet lang voordat ik besef welke fout ik heb gemaakt. Inmiddels op nog maar een paar meter afstand van mij staat een lange vrouw, haar bruine haar strak in een lange paardenstaart gebonden en haar lange gezicht met sterke jukbeenderen emotieloos terwijl ze lichte passen in mijn richting zet. Ik herken haar meteen – en hoe kan het ook anders? Mijn zus zou ik uit duizenden herkennen.

Het duurt een paar tellen voordat Gaby mij opmerkt en op hetzelfde moment kijk ik snel weg. Zou ze iets vermoeden? Ik loop stug door, misschien zal ze dan niets zeggen. Het zijn maar een paar stappen die ik moet overbruggen om langs haar naar Anne-Marie te lopen, maar ik ben me bewust van iedere milliseconde die verstrijkt waarin haar ogen op mij zijn gericht. Wat gaat er nu door haar heen?

Ik denk aan Finn. Finn en ik hebben allebei onze ogen van Anne-Marie geërfd, de ogen die Gaby ook heeft. Mijn haar heeft een ander model dan Finn, maar het heeft dezelfde tint. Ik weet dat ik op hem lijk, al ben ik dan wellicht een iets oudere versie van hem en deelt hij nog een paar eigenschappen met Gaby die ik niet heb. Toch vraag ik me op dit moment af of Gaby, als ze naar mij kijkt, Finn ziet.

Ik zet de laatste stap. Ze staat nu naast mij en haar hoofd draait in mijn richting. Ik houd mijn adem in en kijk weg. Ik kan niets laten merken, vertel ik mezelf. Niet op dit moment.

Maar dan zet zij ook een stap en groeit de afstand tussen ons weer. Onze ruggen staan naar elkaar gericht.

Ik laat een geluidloze zucht ontsnappen en kijk Anne-Marie aan met grote ogen. Ook zij heeft een opgeluchte uitdrukking op haar gezicht staan. Met een paar korte, snelle stappen overbrug ik de afstand tussen ons en neem ik een plek aan haar tafeltje. De huid van mijn armen raakt het koude metaal en in een reflex trek ik ze terug, om ze gelijk daarna weer neer te leggen.

Anne-Marie buigt naar voren en sist: 'Heeft ze je gezien?'

'Natuurlijk heeft ze me gezien,' fluister ik terug.

Anne-Maries ogen schieten naar de rug van Gaby. 'Denk je dat ze weet wie je bent?'

Ik haal mijn schouders op en durf niet achterom te kijken, bang dat ik mezelf dan alsnog verraad. 'Ze keek naar me, maar ik weet niet of ze me herkend heeft.'

Anne-Marie blijft nog even stil. Alleen door de bewegingen van haar ogen volgt ze Gaby's bewegingen. De tijd verstrijkt traag en ik ben me bewust van iedere zware hartklopping in mijn borstkas.

Als Anne-Marie mij weer aankijkt, weet ik dat Gaby weg is. Ik vertel mijn hart te kalmeren.

'En nu?' vraag ik. 'Wat als ze weet wie ik ben?' Ik merk dat ik sneller praat dan gewoon is, maar ik kan er niets aan doen.

Anne-Marie bijt op haar lip, maar steekt dan haar hand naar me uit. 'Ze heeft je gezien, dat is alles,' zegt ze. 'Er is nog geen reden om in paniek te raken.'

Ik neem haar hand niet aan omdat ik weet dat het tegen de regels is. We moeten geen aandacht trekken. 'Hoe bedoel je, geen reden om in paniek te raken? Ik heb mezelf zojuist verradenIk was onvoorzichtig en liep naar binnen zonder te kijken of zij er nog was.'

'Je had niet kunnen weten dat ze er was,' zegt Anne-Marie. Ze is verbazingwekkend kalm. 'Trouwens: ze zal je binnenkort toch wel vinden. Ik heb haar jouw raadsel gegeven. Het maakt niet uit of ze nu weet wie je bent.'

Ik schud mijn hoofd, maar weet dat ze gelijk heeft. Ik was toch al van plan mijn gezicht te onthullen en het zou niet veel langer meer een geheim blijven. Toch voelt het alsof ik een onvergeeflijke fout heb begaan.

Anne-Marie recht haar rug, zet een glimlach op haar gezicht en springt over op een ander onderwerp. 'Zo, Elliot,' zegt ze met een brede glimlach op haar gezicht. 'Hoe gaat het met mijn zoon?'

Snap je wat hier is gebeurd? Het is waarschijnlijk makkelijker te begrijpen als je heel hoofdstuk 20 in een keer hebt gelezen, maar voor de mensen die het nog niet helemaal doorhebben wat hier is gebeurd:

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Snap je wat hier is gebeurd? Het is waarschijnlijk makkelijker te begrijpen als je heel hoofdstuk 20 in een keer hebt gelezen, maar voor de mensen die het nog niet helemaal doorhebben wat hier is gebeurd:

De alwetende verteller is Elliot.

Elliot is de alwetende verteller.

(En ik kan geen betere manier bedenken om deze mini-notitie af te sluiten dan met "dun dun dunnnnn".)

Elliot | WATTY WINNAAR 2020Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu