Hoofdstuk 25.1

51 7 4
                                    

'Ik wil hier weg,' zegt Gaby

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

'Ik wil hier weg,' zegt Gaby. Haar ogen laten het lichaam van Matthijs niet los. Hij ligt daar, bewegingsloos, maar het zachte op en neer deinen van zijn borstkas is het bewijs dat hij nog leeft. Ik weet niet of ik opgelucht moet zijn of bang voor mijn eigen kracht.

'Dat begrijp ik–' begin ik.

'Maak me los,' zegt ze. Haar hele lichaam trilt als ze opstaat, wat mogelijk is omdat Matthijs er nog steeds niet in geslaagd was haar benen vast te binden. 'Maak me los en laat me gaan.'

'Ik ben je nog een uitleg verschuldigd,' zeg ik. 'Ik kan dit allemaal toelichten.'

'Maak me los!' gilt ze.

Ik besluit niets te zeggen en huppel in plaats daarvan in de richting van de boodschappentas, terwijl de stoel nog steeds aan mijn enkels is vastgebonden. Het bonkt onhandig mee met de sprongen die ik maak.

'Dit is het enige wat ik heb,' zeg ik. Uit de tas haal ik een keukenmes – het kleinste formaatje van de vier die erin liggen – en pak het vast bij de hendel. 'Vertrouw je me?'

Ze schudt haar hoofd. 'Nee.'

'Ik heb niets anders,' zeg ik. 'Laat me de touwen doorsnijden.'

Haar ogen kijken recht in de mijne en voor enkele seconden houdt ze mijn blik vast. Dan steekt ze haar armen naar voren zover als ze kan – wat niet erg ver is, omdat de touwen strak om haar hele bovenlichaam gebonden zijn – en geeft me op deze manier toestemming om de touwen door te snijden.

Ik grijp het mes steviger vast met mijn rechterhand en pak haar hand in mijn linker. Even trekken haar spieren samen, alsof ze in een reflex haar arm wil terugtrekken, maar ze blijft stil staan. Met mijn ogen op haar gericht zet ik daarom het mes tegen het touw en begin te snijden. Heen en weer, heen en weer, totdat het touw langzaam toegeeft. De draden die samen het dikke touw vormen, springen los, totdat uiteindelijk het hele touw in twee stukken is en het langs haar naar beneden glijdt. Gelijk springt ze naar achteren, van mij weg, en ze wrijft over haar polsen die enkele seconden geleden nog vast zaten.

Met het mes nog in mijn handen buig ik naar de grond.

'Wat ga je doen?' De angst in haar stem is nog steeds aanwezig.

'Mijn enkels losmaken van deze stoel,' zeg ik. In een poging grappig te zijn, voeg ik eraan toe: 'Ik kan moeilijk altijd met dat ding blijven lopen.'

Ze lacht niet, maar blijft toekijken hoe ik op dezelfde manier probeer de touwen om mijn enkels los te maken. Als dat eindelijk lukt, voel ik mijn hartslag op de plek waar de touwen eerst zaten. Ze hadden te strak gezeten en bloed had mijn voeten niet kunnen bereiken, maar nu ik vrij was, voelde ik het bloed rondom mijn enkels kloppen.

'We moeten de politie bellen,' zeg ik.

'Leg het mes neer.' Haar ogen blijven mijn rechterhand volgen en hebben nog altijd een bange uitstraling.

Ik doe wat ze zegt en leg het mes neer op de bijzettafel tussen ons in. Ik was niet van plan geweest haar iets met het wapen aan te doen, maar ik begrijp haar angst.

'Zal ik bellen?' vraag ik dan.

'Ik wil uitleg,' zegt ze met een bibberende stem.

'Zullen we je eerst in veiligheid brengen?' Ik maak een hoofdgebaar in de richting van Matthijs. 'Hij zal misschien straks weer bijkomen.'

'Ik ben pas veilig als ik bij jou uit de buurt ben,' zegt ze kil. Ze kijkt me niet eens meer aan.

Mijn mond valt lichtjes open, maar voordat woorden aan mij ontsnappen, bedenk ik me dat ik dit vanuit haar perspectief moet zien.

'Waarom ben jij beter dan hem?' vraagt ze. 'Jij hebt hem hier binnengelaten, waardoor hij dit kon doen. Waarom kan ik jou vertrouwen?'

'Ik–'

'Misschien werk je wel samen met hem–'

Ik besluit haar te onderbreken voordat het uit de hand kan lopen. 'Ik werk niet samen met hem. Ik zat ook vastgebonden, weet je nog?'

'Waarom zou hij zijn eigen zoon vastbinden?' vraagt Gaby. 'Dit is één groot plan tegen mij, zeker?'

Ik schud mijn hoofd, maar krijg niet de kans iets te zeggen.

'Jij hangt de held uit door jezelf te bevrijden – hoe heb je dat gedaan, eigenlijk? – en slaat hem neer, zodat je daarna vrij spel hebt. Je wilt dat ik je vertrouw, zeker. Iets over een bloedband en dat we familie zijn.' Ze vouwt haar armen over elkaar en lijkt iets van haar zelfvertrouwen terug te winnen. 'Nou, ik trap er niet in.'

'Gaby, geloof me... Dat is niet–'

Maar ik zie mijzelf nu door haar ogen. Ik ben de vijand. Ik praat net zoals Anne-Marie dat doet, met overtuigende woorden zonder daden die ze bewijzen. Natuurlijk zal Gaby me niet geloven. Ze is het vertrouwen in mensen verloren; de enige die ze kon geloven, had haar namelijk ook al verlaten.

'Wacht eens even,' zegt Gaby. Ze lijkt zich iets te realiseren en precies op dat moment beginnen haar ogen te fonkelen met woede. 'Jij hebt Finn vermoord.'

Mijn ogen worden groot. 'Nee, nee,' zeg ik snel, 'ik heb Finn niet–'

'Die hele façade van "als je naar me toe komt, vertel ik je wie Finn heeft vermoord"... Het was één groot toneelstuk om me hierheen te krijgen, zodat je mij ook zou kunnen vermoorden. En ik kwam als een mak lammetje naar je toe.' Ze lacht schofferend tegen zichzelf. 'Al die tijd dacht ik dat jij mij de antwoorden zou kunnen geven, zodat ik de persoon die Finn dit had aangedaan kon wreken, en ik nam jou in vertrouwen... En jij hebt dit alleen maar bedacht zodat ik op dezelfde manier zou eindigen zoals Finn.'

Ze kijkt mijn kant weer op voor de eerste keer sinds ik haar touwen doorsneed. 'Weet je, in een lange tijd heeft niets zo logisch geklonken als dat.'

Ik weet niet eens wat ik haar kan vertellen.

'Nou, je bent door de mand gevallen,' zegt ze. Ze tilt haar handen op, waarmee ze laat zien dat ze niet langer tegengehouden wordt door touwen. 'En ik speel niet meer mee met jouw vuile spelletjes. Dus bel de politie lekker, geef Matthijs aan, maar we weten allebei wie de echte crimineel is.'

Water vertroebelt mijn zicht. 'Ik heb Finn niet–' begin ik weer.

'Dat heb je wel!' gilt ze. 'Je hebt mijn vader vermoord en je hebt het gewoon opnieuw gedaan! En weet je wat nog het ergste is?'

Ik zeg niets: mijn keel zit op slot door de tranen.

'Hij was jouw bróér. Hij lijkt op jou. Hoe was dat, toen je hem ophing? Hoe was het om in een gezicht te kijken dat zoveel op de jouwe lijkt en daar het leven uit te zien vloeien?'

Haar woorden blijven hangen in de stilte van de kamer. Mijn eerste traan ontsnapt en glijdt over mijn wang, maar Gaby lijkt het niet eens op te merken.

'Je bent gevoelloos,' zegt ze precies op dat moment. 'Een gevoelloze moordenaar die geniet van dit soort spelletjes.'

Elliot | WATTY WINNAAR 2020Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu