Dag 3: gesprek met de duivel.

960 52 5
                                    

Met een zucht word ik wakker. Dat klinkt best raar, maar dit zal ik uitleggen. Vroeger had ik veel last van vermoeidheid en moest ik veel langer slapen dan een gemiddeld persoon. Ik heb hier verschillende onderzoeken voor gehad, maar niemand kon mijn vermoeidheid verklaren. Ze noemen het nu dus ook een onverklaarbare slaapziekte. Als ik in slaap val, lijkt het net of ik bewusteloos ben. Daarom schrik ik wakker of zucht ik wanneer ik weer wakker word. Dat is het moment dat ik besef dat ik weer wakker ben.

Voor de tweede keer tijdens mijn ontvoering kijk ik naar het saaie plafond. Als ik houtskool of iets anders had waarmee ik op muren kon tekenen, dan zou ik het ook gedaan hebben. Ik sta op uit mijn bed en loop naar de badkamer. Waarschijnlijk is het nog vroeg, want ik hoor vogels en er is nog niet veel licht in de kamer.

In de badkamer kleed ik me uit en stap onder de warme stralen van de douche. De ontvoerder heeft helaas niet voor shampoo gezorgd. Ik voel me nadat ik onder de douche uitkom wel een stukje frisser. Uit het kastje onder de gootsteen haal ik een oude handdoek. Daarmee droog ik me af en kleed me daarna weer aan.

Fluitend loop ik weer de slaapkamer in, zoals ik de kamer ga noemen. Als ik hier toch opgesloten zit, kan ik het me net zo goed gemakkelijk maken. Ik ga aan het bureau zitten en begin met tekenen totdat ik de deur open hoor gaan. Ik leg mijn spullen weg en kijk naar de deur. In de deuropening staat niet mevrouw Clark, die ik eigenlijk had verwacht, maar de jongen met diepblauwe ogen. Hij draagt nog steeds zijn bivakmuts, maar doordat het licht van de gang naar binnen schijnt, krijgt hij een hemelse gloed om hem heen.

Op een rustig tempo komt hij mijn kant op en zet het dienblad met mijn ontbijt voor mij neer. Hij loopt weer terug naar de deur en net als ik denk dat hij weer vertrekt, doet hij de deur dicht met hem nog in de kamer. Uit zijn zak haalt hij sleutels waarmee hij de deur afsluit. Met een frons kijk ik hem aan. Even kruisen onze ogen elkaar, maar daarna draait hij zich naar het onopgemaakte bed toe en loopt daar heen. Op zijn gemak gaat hij op het oude bed zitten.

"Kan je opschieten met je ontbijt? Ik heb nog wel iets beters te doen." Zegt hij als hij ziet dat ik nog steeds naar hem kijk. Vlug draai ik me om en begin ongemakkelijk aan mijn boterham met kaas. Weer kaas, alsof ze niets anders hebben. Als ik mijn boterhammen op heb, drink ik snel mijn glas water leeg en kijk weer terug naar de jongen.

Hij staat op en loopt naar mij toe, maar als ik denk dat hij het dienblad wil pakken en ik hem aan wil geven, pakt hij mijn polsen vast. Ik weet niet waar hij het vandaan haalt, maar hij bind mij vast met touw. "Wat doe je?" vraag ik geïrriteerd. "Mijn werk." Zegt de jongen en ik rol met mijn ogen. "Wat gaan we doen dan?" vraag ik om toch iets los te kunnen krijgen. "Naar de kelder waar ze jou gaan ondervragen." Zegt de jongen en ik knik.

Dit keer krijg ik geen zak over mijn hoofd en ik kijk naar de hoek waar ik de zak heen had gegooid. Hij is weg. Uit het niets krijg ik een lach op mijn gezicht en de jongen ziet dat. "Waar lach je om?" vraagt hij nieuwsgierig en ik schud mijn hoofd. "Gewoon een leuke gedachte." Zeg ik kortaf. Nu merk ik pas zijn stevige greep om mijn arm. Zou hij bang zijn dat ik hem knok-out sla en daarna ontsnap? Ik kijk naar zijn arm en kom tot de conclusie dat hij erg gespierd is. Vlug kijk ik weer voor mij uit als ik besef dat ik zijn arm aan staar.

Ongemakkelijk lopen we de verlichte gangen door. Ik kijk ondertussen goed om mij heen en probeer elke millimeter te onthouden voor als ik kan ontsnappen. Het gebouw is oud en dat zie je aan de gangen. De verf laat los van de muren en het ruikt muf. Eindelijk komen we aan bij de trap en lopen we naast elkaar naar beneden. Ik voel de greep van de jongen versterken als we de treden afgaan. "Sorry, maar ik heb toch liever geen blauwe arm." Zeg ik droog en de jongen laat geschrokken zijn greep verslappen. "Sorry, Ik wilde je geen pijn doen." Zegt hij oprecht en dat verbaasd mij. Hij heeft mij toch ook ontvoerd?

De jongen en ik komen de donkere kelder in en ik zie dat de cirkel van gisteren zich alweer heeft verzamelt. Net zoals gisteren draagt iedereen zwart en ongeveer hetzelfde. Je kunt de mannen van de vrouwen van elkaar scheiden doordat de vrouwen een jurk dragen en hun lange haren onder de bivakmutsen uit komen. De jongen gedraagt zich ruwer dan op de trap en ik word de stoel ingeduwd. "Nu weet ik ook wat ik aan jou heb." Sis ik met mijn kaken op elkaar. De jongen zegt niets terug en bind mijn polsen aan de stoel vast. Als hij klaar is, gaat ook hij in de kring staan.

Niet veel later stapt een man de kring binnen en loopt op mij af. Het verhoor is begonnen. "Zo Eva. Ik hoop dat je lekker hebt geslapen?" begint de man. "Maar nu is het toch echt tijd voor serieuze zaken. We weten hier allemaal dat je helderziend bent. Nu heb ik één vraag voor je en daarbij wil ik een deal maken. Als jij die vraag beantwoord, laten we je gaan. Goed?" De man stopt even en kijkt mij met een vragende blik aan. Als ik niets zeg, gaat hij weer verder. "Eva, ik wil graag weten wanneer de derde wereldoorlog begint en geen smoesjes."

Mijn ogen worden groot en ik weet dat ik nu diep in de puree zit. Ik weet inderdaad dat er misschien een derde wereldoorlog komt, maar dat is de toekomst. Je hebt meerdere toekomsten. "Derde wereldoorlog?" zeg ik zo geschrokken mogelijk. Bang kijk ik naar de mensen in de cirkel die geen centimeter te lijken bewegen. Ineens voel ik een harde klap op mijn rechterkaak. "Ik zei geen smoesjes!" roept de man in mijn oor. Mijn kaak begint te branden van de pijn en voorzichtig kijk ik de man weer aan.

"Dit proberen we nog eens. Wanneer begint de derde wereldoorlog?" zegt de man en ik zie de woede in zijn ogen. "Weet ik niet." Zeg ik met trillende stem. Ik ben bang geworden van zijn kille blik en gespannen kaken die door de bivakmuts heenkomen. De man haalt opnieuw uit, maar dit keer maakt hij van zijn hand een vuist. Hard raakt de vuist mijn linkeroog en mijn nek klapt achterover. Nog even blijf ik met één oog open naar boven kijken. De pijn in mijn gezicht is gegroeid en mijn gedachte zeggen dat ik dit niet lang vol ga houden. Langzaam laat ik mijn hoofd weer naar voren komen.

Het beeld van een woedende man voor me maakt me nog angstiger dan voor de klap. "Niet liegen!" schreeuwt de man. "Geef me de knuppel. Als zij het ons niet wil vertellen op de zachte manier, dan moet het maar op de harde!" roept de man in het rond en ik krimp in elkaar. Ik mag dan wel helderziend zijn, maar mijn toekomst kun je daar nu ook zonder mee voorspellen. Een andere man die in de kring stond, loopt naar een ander deel van de kelder en komt even later terug met een honkbalknuppel.

Ruw trekt de man voor mij de knuppel uit zijn handen. De man die de knuppel bracht gaat weer terug op zijn plek staan. Ik kijk weer terug naar de man voor me die gevaarlijk met de knuppel zwaait. "Ik vraag het je nog één keer. Wanneer begint de derde wereld oorlog?" Dreigend kijkt de man mij aan. "De waarheid mag je niet veranderen." Zeg ik uit het niets, maar ik weet al heel lang wat dit betekent. Het betekent dat ik niets over de toekomst mag zeggen. Ik weet niet waarom, maar ik heb er altijd in geloofd dat er dan iets ergs gebeurt. Dat dan de toekomst er slecht uitziet voor ons. Daarom houd ik altijd alles voor mezelf.

"Ik weet niet wat dat betekent," begint de man met een dreigende toon, "maar het is niet het antwoord wat ik wilde." Maakt hij zijn zin af en slaat een paar keer hard tegen mijn benen. Daarna houdt hij weer op. "Wanneer begint de derde wereldoorlog?!" roept de man woedend en ik schud mijn hoofd terwijl tranen een weg naar buiten vinden. De man slaat mij nu op mijn armen met de knuppel en een helse pijn gaat door mijn lichaam.

"Wanneer! Vertel me wanneer en ik laat je gaan!" roept de man woedend en ik krijg een klap tegen mijn slaap aan. Voordat ik mijn bewustzijn verlies, zie ik vijf mannen op de man met de knuppel afrennen, die de man overmeesteren. Een vrouw trekt haar bivakmuts af en rent op mijn af. Als ze voor mij komt zitten en mijn hoofd vastpakt, zie ik dat het mevrouw Clark is. Ze kijkt mij bezorgd aan en praat tegen me, maar dat versta ik al niet meer. Langzaam valt het licht bij mij uit.

30 dagen in Hell (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu