Dag 21: Licht

667 42 2
                                    

Ik knipper met mijn ogen en probeer mijn zicht terug te krijgen. Ik vecht tegen het felle licht dat ik zie. Mijn ogen zijn zulk fel licht al lang niet meer gewend. Al weken leef ik in donkere kamers of word ik begeleid naar een kelder met een rare kring van mensen die mij daar opwachten. Eindelijk zie ik weer scherp en langzaam draai ik mijn hoofd weg van het plafond waar het felle licht nog steeds op mij schijnt.

Ik hoef geen moeite te doen om te kijken of ik nog in leven ben, want mijn hart bonkt in mijn hoofd. Hoewel de bonken erg vervelend zijn en de hevige hoofdpijn veel erger word hierdoor geven de rustige slagen van mijn hart mij rust.

Met mijn ogen kijk ik de verlichte kamer door. De muren hebben een oud behang, dat op sommige plaatsen al vergaan is. Daar zie je het oude, donkere hout. Dit moeten de mooiste muren, die ik hier tot nu toe heb gezien, zijn. Een kleine glimlach verschijnt op mijn gezicht van mijn gedachten. Ik ben net bewusteloos geslagen en dan kan ik alleen bedenken dat de muren hier mooier zijn dan in de rest van het gebouw? Lachend schud ik mijn hoofd. Soms kan ik niet met een goed verstand nadenken.

Geschrokken verlaat een zucht mijn hoofd. Ik ben net bewusteloos geslagen. Er verschijnt een denkfrons op mijn voorhoofd en ik negeer de hoofdpijn die hierdoor heviger word. Ik sluit mijn ogen en denk na over wat er allemaal is gebeurd voordat ik mijn bewustzijn verloor.

Tot mijn grote verdriet komt er niets in mij op. Ik denk verder terug. Ik denk terug aan de ochtend. Wat heb ik die ochtend gedaan? Raphael. Hij was op de kleine kamer. Hij legde iets uit, maar ik weet niet meer wat. Heeft hij mij geslagen? Ben ik door hem bewusteloos geraakt? Mijn verstand kan er niet bij. Raphael is een vriend geweest voor mij hier, waarom zou hij mij dan verraden?

Nog een zucht verlaat mijn mond en even sluit ik mijn ogen. Mijn gevoel zegt dat Raphael mij nooit kan hebben verraden. Hij heeft mij dingen verteld die ik nooit had mogen weten.

Ik open mijn ogen weer en probeer voorzichtig te gaan zitten. Ik kreun van de pijn die door mijn hoofd heen gaat. Als ik zit gaat mijn hand naar mijn hoofd. Mijn vingers bereiken mijn haren, maar die voel ik niet. Ik voel eerder iets van stof. Een verband? Heeft degene mij zo hard geslagen? Of ben ik ergens tegenaan gebotst? Maar waar kan ik tegenaan botsen in die kleine kamer? Allemaal vragen die mij onrustig maken. Ze maken mij bang. Ik heb altijd al alles willen weten en nu spoken er te veel vragen in mijn hoofd rond waar ik geen antwoord op kan geven. Het irriteert me. Het maakt me gek. Het maakt me boos.

Ik schrik uit mijn gedachten als ineens het felle licht uitvalt. Angst vult mijn lichaam en in paniek kijk ik om me heen. Ik hoor een deur die wordt geopend, maar achter die deur bevindt zich net zo weinig licht als in de kamer. "waarom is het licht uit?" vraag ik met een trillende stem. Een stomme vraag, maar ik moest iets vragen. Mijn gevoel zei dat ik de stilte moest verbreken en de paniek in mijn lichaam stemde er mee in. Een lach vult de kamer. Het is een zware, mannelijke en dreigende stem die lacht. Ik voel een rilling van angst over mijn rug lopen. "Slaap lekker," zegt de zware stem dichtbij mijn oor en ik voel een pijnlijke prik in mijn nek. Langzaam verdwijnt de zware, lachende stem.

Gillend word ik wakker en vlug kijk ik de donkere kamer rond waar ik in lig. De kamer lijkt op de eerste kamer waar ik werd opgesloten, maar hier staat geen bureau in. Deze kamer is ook iets kleiner en de muren zijn ooit beschilderd met een donkerroder keur. Helaas is een deel van die kleur al lang van die muur afgevallen. Rode schilfers verf liggen op de vloer. De vloer is gemaakt van donkeren houten planken, die mooi zouden hebben gepast bij de donkerrode muren.

Ik lig op een tweepersoons matras, maar de rest van het bed is nergens te vinden. Ik kom kreunend overeind en concludeer dat mijn ontvoerders mij hebben verplaatst. Waarom weet ik niet en ik weet al helemaal niet waarheen. Met moeite sta ik op en ik voel mijn benen onder mij trillen. Waarschijnlijk is de vloeistof die ze in mijn lichaam hebben gespoten nog niet helemaal uit mijn lichaam verdwenen.

30 dagen in Hell (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu